grammiatica 2 les 1: herhaling leerjaar 1


            Nederlands
          Grammatica 2
                 Les 1:
               VWO 2
            P2 2023-2024
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


            Nederlands
          Grammatica 2
                 Les 1:
               VWO 2
            P2 2023-2024

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Je weet hoe je de volgende zinsdelen kunt vinden in een zin.

  • Onderwerp (ow)
  • Werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Naamwoordelijk gezegde (nwg)
  • Lijdend voorwerp (lv) 
  • Meewerkend voorwerp (mwv)
  • Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 2 - Slide

Ik maak groepjes van twee á drie en zet deze in teams bij elkaar.

  • Ga op zoek naar uitleg over jou zinsdeel (grammaticaonderdeel),
  • Maak een presentatie van jou zinsdeel en presenteer deze aan de rest van de klas.
  • zie op de volgende slides welke onderdelen er zijn en wie wat gaat doen.

Slide 3 - Slide

Wat is het en hoe kun je het vinden?
  • werkwoordelijk gezegde (groepsnummer 1) 
  • onderwerp     (groepsnummer 2)
  • Naamwoordelijk gezegde (groepsnummer 3)   
  • Lijdend voorwerp (groepsnummer 4)
  • Meewerkend voorwerp (groepsnummer 5)
  • Bijwoordelijk bepaling (groepsnummer 6)
  • zelfstandig werkwoord (groepsnummer 7)
  • hulpwerkwoord (groepsnummer 8)
  • koppelwerkwoord (groepsnummer 9)

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Stappenplan zinsontleding: de volgorde van ontleden en de vraag die je erbij stelt:

  1. PV: tijdproef, getalproef
  2. Verdeel de zin in zinsdelen
  3. WWG: alle werkwoorden in de zin
  4. NWG: bestaat uit twee delen:
    werkwoordelijk deel (wd > alle ww in de zin)
    naamwoordelijk deel (nd > bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord) zegt iets over het onderwerp. (eigenschap,functie, toestand)
  5. OND: Wie/wat + gezegde
  6. LV: Wie/wat + wwg + ond
  7. MWV: Aan wie / voor wie + gez + ond + (lv)
  8. BWB: Stel je vragen als: waar (plaats), wanneer (tijd), waardoor(reden), waarmee(hulpmiddel), hoe (de manier waarop)? De woordjes: wel,niet,nog,ook en toch zijn altijd bwb. Als je de PV t/m MWV, zijn de overgebleven zinsdelen (meestal) BWB.

Slide 5 - Slide

Log in bij lessonup grammatica 2 les 1: herhaling leerjaar 1

maak slide 7 t/m 13

Slide 6 - Slide

Noteer de persoonsvorm (tijdproef, getalproef)

Volgens de woordvoerder van PostNL kunnen postbodes heel goed als wijkbewaker optreden.

Slide 7 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen:

Volgens de woordvoerder van PostNL kunnen postbodes heel goed als wijkbewaker optreden.

Slide 8 - Open question

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

/Volgens de woordvoerder van PostNL / kunnen / postbodes / heel goed / als wijkbewaker / optreden.

Slide 9 - Open question

Noteer het onderwerp:

/Volgens de woordvoerder van PostNL / kunnen / postbodes / heel goed / als wijkbewaker / optreden.

Slide 10 - Open question

Noteer het lijdend voorwerp:

/Volgens de woordvoerder van PostNL / kunnen / postbodes / heel goed / als wijkbewaker / optreden.

Slide 11 - Open question

Noteer het meewerkend voorwerp:

/Volgens de woordvoerder van PostNL / kunnen / postbodes / heel goed / als wijkbewaker / optreden.

Slide 12 - Open question

Noteer de bijwoordelijke bepaling:

/Volgens de woordvoerder van PostNL / kunnen / postbodes / heel goed / als wijkbewaker / optreden.

Slide 13 - Open question