Pincode paragraaf 1.2: Waarom koop je dat?

Paragraaf 1.2: Waarom koop je dat?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1.2: Waarom koop je dat?

Slide 1 - Slide

Behoefte

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen
In deze les leer je: 
- Waardoor behoeften verschillen
- Het verschil tussen sociale beïnvloeding en commerciële beïnvloeding
- Waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken.
- Hoe je met procenten een getal berekent.
- Wat een doelgroep is (K/GL)

Slide 3 - Slide

Behoeften verschillen
Mensen hebben verschillende behoeften. Dat kan komen door:
  • verschil in smaak
  • verschil in geslacht
  • verschil in leeftijd
  • verschil in budget (= het geld waarover je kunt beschikken).

Slide 4 - Slide

Een man kiest het product met de laagste prijs. Hij maakt een keuze op basis van
A
geslacht
B
leeftijd
C
budget
D
smaak

Slide 5 - Quiz

Als jij iets koopt, let jij dan op de prijs? Waarom wel of niet?

Slide 6 - Open question

Sociale en commerciële beïnvloeding
Als vrienden en familie invloed hebben op jouw keuzes, noem je dat sociale beïnvloeding.

De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat jij koopt, noem je commerciële beïnvloeding.

‘Commercieel’ betekent dat ze eraan willen verdienen.

Slide 7 - Slide

Door wie laat jij je het meest beïnvloeden?
A
Ouders
B
Vrienden
C
Leraren
D
Anderen

Slide 8 - Quiz

Tijdens het winkelen zegt een van je vriendinnen. ‘Dit is echt iets voor jou, dat moet je kopen.’
Hoe noem je dit soort beïnvloeding?
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 9 - Quiz

De verkoper geeft advies. Dit is
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 10 - Quiz

Reclame
Met reclame proberen winkeliers en fabrikanten aandacht te trekken voor hun producten. 

Ze hopen door die reclame meer te gaan verkopen.

Ook kan reclame aantrekkelijk zijn voor consumenten, want:
  • Je leert nieuwe producten kennen.
  • Je ziet soms dat je korting kunt krijgen

Consument => iemand die iets (een product of dienst) koopt.

Slide 11 - Slide

Welke reclame vind jij het leukst? Waarom?

Slide 12 - Open question

Heb jij wel eens iets gekocht dat je niet gekocht zou hebben zonder reclame? Ja? Geef een voorbeeld.

Slide 13 - Open question

Reclame trucjes
  • Woorden als ‘gratis’ en 'korting' in een reclame zijn toverwoorden.
  • Mensen die deskundig overkomen, zorgen ervoor dat je het product wilt hebben. 
  • Een merk kom je steeds weer tegen. Het wordt vertrouwd. Daardoor koop je het sneller. 
  • Een reclame kan je laten denken dat je succesvol of beroemd bent als je hun product gebruikt.

Slide 14 - Slide

Door welke manier van reclame laat jij je het meest beïnvloeden?
A
Woorden als ‘gratis’ en en 'korting' in de reclame zijn toverwoorden.
B
Mensen die deskundig overkomen, zorgen ervoor dat je het product wilt hebben.
C
Een merk kom je steeds weer tegen. Het wordt vertrouwd. Daardoor koop je het sneller.
D
Een reclame kan je laten denken dat je succesvol of beroemd bent als je hun product gebruikt.

Slide 15 - Quiz

Korting berekenen
Voorbeeld

Het bedrag van een computerspel is €40,00
De korting is 30%

€40,00 = 100%
€0,40 = 1%
€12,00 = 30% (korting)

€40,00 - €12,00 = €28,00 (bedrag dat je moet betalen)

Slide 16 - Slide

Kader
De leerlingen met Kaderniveau maken ook de volgende opdrachten. 

Slide 17 - Slide

Doelgroep
Doelgroep => groep mensen waarvoor het product of de dienst bedoeld is.

Voorbeeld => Een winkelier die sportkleding verkoopt richt zich op mensen die sporten => dit is dus hun doelgroep.

Slide 18 - Slide

Wie behoren er tot de doelgroep van een brillenzaak?

Slide 19 - Open question

Leerdoelen
In deze les leer je: 
- Waardoor behoeften verschillen
- Het verschil tussen sociale beïnvloeding en commerciële beïnvloeding
- Waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken.
- Hoe je met procenten een getal berekent.
- Wat een doelgroep is (K/GL)

Slide 20 - Slide

Wat heb jij vandaag geleerd? Schrijf zo veel mogelijk dingen op!

Slide 21 - Open question

Wat vond je lastig? Schrijf dit onderwerp op! Dan gaan we het hier de volgende les nog even over hebben!

Slide 22 - Open question

Aan de slag!
- Maak nu paragraaf 1.2 in het werkboek 


Klaar => maak een keuze
- Herhalingsopdrachten (paragraaf 1.2)
- Plusopdrachten (paragraaf 1.2)



Slide 23 - Slide