Le passé composé

LE PASSÉ COMPOSÉ 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

LE PASSÉ COMPOSÉ 

Slide 1 - Slide

LESDOEL
LESDOEL
Aan het einde van de les weet je hoe je de passé composé maakt. 

Slide 2 - Slide

Wat is de voltooid tegenwoordige tijd? Geef een voorbeeld.

Slide 3 - Open question

De v.t.t. bestaat uit twee werkwoorden. Welke?

Slide 4 - Open question

Schrijf het rijtje van AVOIR op. Als je het niet meer weet, kijk je in je boek (p.. 158)

Slide 5 - Open question

De passé composé
bestaat uit 2 delen:

1: Hulpwerkwoord avoir (of être)

2: Voltooid deelwoord

Slide 6 - Slide

Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA

Slide 7 - Slide

STAP 1
Welk persoonlijk voornaamwoord en welke vorm van avoir?

Slide 8 - Slide

J'ai
tu as
il/ elle/ on a
nous avons
vous avez
ils/ elles ont

Slide 9 - Slide

Alle andere werkwoorden krijgen dus een vorm van avoir
Bijvoorbeeld:
Tu (regarder)...                         Tu as regardé
Vous (manger)...                      Vous avez mangé
Jean et Pierre (acheter)       Jean et Pierre ont acheté

Slide 10 - Slide

STAP 2
Maak het voltooid deelwoord 

Slide 11 - Slide

Voltooid deelwoord zelf maken:
  • Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.
    Bijvoorbeeld: regarder  --> regarder --> regard --> regardé

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

SAMENVATTING
  1. Kies of je met avoir of être moet werken (zie slide 13 voor de werkwoorden die met être moeten worden vervoegd, alle andere werkwoorden gaan met avoir!) en vul die vorm vast in
  2. Maak zelf het voltooid deelwoord als je werkwoord op -er eindigt. Of kies het voltooid deelwoord als je werkwoord onregelmatig is (zie slide 18). Zet het voltooid deelwoord achter stap 1
  3. Als je bij stap 1 voor être hebt gekozen, kijk je of het onderwerp van de zin vrouwelijk enkelvoud of meervoud is, of mannelijk meervoud. Dan doe je stap 3 (zie slide 20) en voeg je eventueel een extra -e of -s of -es toe aan je voltooid deelwoord.

Slide 14 - Slide

Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
ont regarder
C
as regardé
D
avons regardé

Slide 15 - Quiz

Elles... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
ont parlées

Slide 16 - Quiz

Ils (envoyer =verzenden, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 17 - Quiz

téléphoner- passé composé - je
A
Je suis téléphoné
B
J'ai téléphoné
C
Je suis téléphonée
D
J'ai téléphonée

Slide 18 - Quiz

(passer=doorbrengen, pc) Pierre et Sophie ..... .... leurs vacances en Grèce.
A
sont passés
B
ont passé
C
vont passer
D
passaient

Slide 19 - Quiz

Je maakt:
Chapitre 8 (herhalingshoofdstuk)
les exercices 4a.b. (10 minuten)
Ben je klaar? dan haal je met je buur een spelkaart op.

timer
10:00

Slide 20 - Slide

Chapitre 8 (herhalingshoofdstuk)
les exercices 4a.b. (10 minuten)
Ben je klaar? dan haal je met je buur een spelkaart op.

timer
10:00

Slide 21 - Slide