Unidad 8

Unidad 8 En el aeropuerto
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Unidad 8 En el aeropuerto

Slide 1 - Slide

Corregir deberes
7.16
7.17

Slide 2 - Slide

se levantan
se ducha
se afeita
nos acostamos
se preocupa
me preparo
te relajas

Slide 3 - Slide

me relajo
se inscriben
se reunen
nos aburrimos
se van
se queda
os sentáis
nos encontramos
te bañas
os movéis
se relajan
os divertís
se llaman

Slide 4 - Slide

se reune
se afeita
se lavan
nos casamos
se relaja

Slide 5 - Slide

os preparáis
se levanta
os acostáis
nos divertimos
me preocupo
nos levantamos

Slide 6 - Slide

1. Wat is het Spaanse woord voor instapkaart?
2. Waar reist de heer Sánchez naartoe?
3. Wat is zijn vluchtnummer?
4. Bij welke gate moet hij aan boord gaan?
5. Hoe laat moet hij aan boord gaan?
6. Hoe laat vertrekt de vlucht?
7. Op welke stoel zit hij in het vliegtuig?
8. Wat is het Spaanse woord voor 'eindbestemming'?
8.01

Slide 7 - Slide

Monoloog: gebruik de werkwoorden: hay, tener, visitar, estar
1. Je heet de gasten welkom
2. Je vertelt: ik heb hier het programma van vandaag
3. Je vertelt: er zijn vandaag 2 activiteiten
4. Je vertelt: we hebben 1 activiteit in de ochtend en 1 activiteit in de middag
5. je vertelt: in de ochtend gaan we een wandeling maken met een gids (caminar)
6. Je vertelt: de tweede activiteit in de middag is een bezoek aan een museum
7. Je vertelt: de activiteiten zijn bij de prijs van het hotel inbegrepen (está incluído)
8. Je vertelt: voor de eerste activiteit moet iedereen om 10.00 aanwezig zijn (estar presente)
9. Je vertelt: de tweede activiteit begint om 15.00 na de lunch
10. Je vraagt: is het programma duidelijk voor iedereen?
11. Je sluit op gepaste wijze af

Slide 8 - Slide

8.02
asiento - zitplaats
cinta - (lopende) band
azafata - stewardess
puerta de embarque - gate

Slide 9 - Slide

HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD 
LA: acá en allá

Slide 10 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
Paragraaf 5.3 TB p.116


Slide 11 - Slide

........ tarjetas de embarque son para ustedes.
A
estas
B
estos

Slide 12 - Quiz

....... puerta de embarque está lejos.
A
ese
B
esa

Slide 13 - Quiz

No me gusta .... aeropuerto
A
ese
B
esa

Slide 14 - Quiz

.... billete de vuelo aquí es de Julio.
A
este
B
ese

Slide 15 - Quiz

Vertaal
1. Deze koffer is klein.
2. Die vliegtuigen zijn groot.
3. Die balie is van Iberia.
4. Deze stewardess is aardig.
5. Deze vlucht gaat naar Londen.
6. Deze passagiers gaan naar huis.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide