This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
V3, Chapitre 3, Bron A, B, C, D
Slide 1 - Slide
Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
Aan het eind van deze les...
...ken ik al de stof van het begin van chapitre 3 (bron A t/m D).
...ben ik helemaal klaar voor het SO!
Slide 2 - Slide
Traduis F-N: porter
A
willen
B
openen
C
dragen
D
begrijpen
Slide 3 - Quiz
Traduis F-N: dépenser
A
weggooien
B
geven
C
denken
D
uitgeven
Slide 4 - Quiz
Traduis F-N: le magasin
A
de winkel
B
het tijdschrift
C
het magazijn
D
het rek
Slide 5 - Quiz
Traduis F-N: le short de bain
A
de badkamer
B
de bikini
C
de zwembroek
D
het bad
Slide 6 - Quiz
Traduis F-N: accro
Slide 7 - Open question
Traduis F-N: l'anniversaire
Slide 8 - Open question
Traduis F-N: essayer
Slide 9 - Open question
Traduis F-N: la robe
Slide 10 - Open question
Traduis F-N: devant (...)
Slide 11 - Open question
Traduis F-N: vraiment
Slide 12 - Open question
Traduis N-F: de winter
A
l'été
B
l'automne
C
le printemps
D
l'hiver
Slide 13 - Quiz
Traduis N-F: nemen
A
perdre
B
prendre
C
vouloir
D
aller
Slide 14 - Quiz
Traduis N-F: de schoenen
A
les chaussures
B
les chausures
C
les chaussettes
D
les chausettes
Slide 15 - Quiz
Traduis N-F: geboren
A
naître
B
naire
C
ja
D
né(e)
Slide 16 - Quiz
Traduis N-F: de broek
Slide 17 - Open question
Traduis N-F: noemen
Slide 18 - Open question
Traduis N-F: Ja, hij is mooi!
Slide 19 - Open question
Traduis N-F: Hoeveel kost het?
Slide 20 - Open question
Traduis N-F: Welke maat heb je?
Slide 21 - Open question
Traduis N-F: Gaan we dit weekend naar de stad?
Slide 22 - Open question
Bron C
Slide 23 - Slide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze
Slide 24 - Quiz
Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des
Slide 25 - Quiz
Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt. Dat = aanwijzend vnw
Slide 26 - Slide
En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:
Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc
Slide 27 - Slide
sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux
Slide 28 - Drag question
________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 29 - Quiz
_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 30 - Quiz
_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 31 - Quiz
________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 32 - Quiz
Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
Aan het eind van deze les...
...ken ik al de stof van het begin van chapitre 3 (bron A t/m D).