H5 - bespreken examenbundel H12 + décrire un objet [2]
Vendredi 29 septembre 2023
Aujourd'hui tu as besoin de :
Startopdracht:
un stylo
ton cahier
Neem tekst H12 erbij op p.214 in jouw examenbundel en bespreek jouw antwoorden met de persoon die naast jou zit.
Doe jouw telefoon in het zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt.
Begin daarna met de startopdracht.
timer
5:00
examenbundel
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vendredi 29 septembre 2023
Aujourd'hui tu as besoin de :
Startopdracht:
un stylo
ton cahier
Neem tekst H12 erbij op p.214 in jouw examenbundel en bespreek jouw antwoorden met de persoon die naast jou zit.
Doe jouw telefoon in het zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt.
Begin daarna met de startopdracht.
timer
5:00
examenbundel
Slide 1 - Slide
Le plastique, pas chic ?!
Réponse:
1 = b
2 = c
3 = a
C'est historique Past het best bij de eerste alinea, omdat het hier gaat om de geschiedenis van plastic.
Herkennen aan: signaalwoorden au début, puis, depuis les années 1950, aujourd'hui
C'est catastrophique pour la faune in de laatste alinea wordt beschreven dat het een groot probleem (catastrophique) is voor de dieren (faune), daardoor past dit kopje het best. Je ziet dat er vele dieren genoemd worden in de alinea bijv. poissons.
La pollution voilà le problème past het best bij de tweede alinea, omdat hierin het probleem wordt beschreven van de plasticvervuiling.
Dit kun je afleiden uit: eerste en laatste zin
Slide 2 - Slide
Les buts
Ik kan een object beschrijven in het Frans door te benoemen waar het voor gebruikt wordt en hoe het werkt.
Slide 3 - Slide
Ça sert à ...
un crayon
Ça sert à écrire ou dessiner quelque chose.
une gomme
Ça sert à effacer quelque chose (que l’on a écrit avec un crayon).
un vélo
Ça sert à se déplacer
plus vite qu'à pied ou plus facilement.
un ballon
Ça sert à faire du sport,
comme du foot ou du basket.
une cuillère
Ça sert à manger quelque chose, par exemple de la soupe.
Slide 4 - Slide
Ça permet de ...
Une clé,
ça permet d'ouvrir une porte.
Une application, ça permet de s'occuper ou de chercher quelque chose.
Un canapé, ça permet de s'asseoir
ou de se détendre à la maison.
Un frigo, ça permet de garder
de la nourriture fraîche pour se nourrir.
Slide 5 - Slide
Ça marche avec ...
Un portable, ça marche avec de l'électricité.
Une éolienne, ça marche avec du vent.
Une voiture, ça marche avec de l'essence et des fois aussi avec de l'électricité.
Un ordinateur portable, ça marche avec de l'électricité.
Slide 6 - Slide
Décrire un objet
wisbordje
On utilise cet objet ...
où ?
pourquoi ?
comment ?
Slide 7 - Slide
Décrire un objet
wisbordje
Ça sert à ...
Ça permet de ...
Slide 8 - Slide
Décrire un objet
wisbordje
On utilise cet objet quand on ... (+ action)
Slide 9 - Slide
Décrire un objet
wisbordje
On utilise cet objet quand on ... (+ action)
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Décrire un objet
Cherche deux objets que tu vas décrire
avec le plus de détails possibles.
Slide 12 - Slide
Évaluation
Geef jouw antwoord met jouw vingers.
Een object beschrijven...
1) kan ik nu goed. Ik vind het makkelijk om de juiste woorden te vinden.
2) kan ik goed, maar het vinden van de juiste woorden blijft nog een uitdaging.
3) vind ik nog erg moeilijk, vooral het herinneren van de juiste woorden vind ik moeilijk.
4) vind ik nog erg moeilijk. Ik weet niet waar ik moet beginnen.
Lesson duration is: 45 min
