Quiz Staatsinrichting

Quiz Staatsinrichting
Oefentoets hoofdstuk 1
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz Staatsinrichting
Oefentoets hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Bij een monarchie is het staatshoofd een?
A
Koning
B
President

Slide 2 - Quiz

Liberalen 
Socialisten 
Vrijheid
Gelijkheid tussen arm en rijk 
arbeiders helpen
weinig bemoeien met economie

Slide 3 - Drag question

In de grondwet van 1848 stond beschreven wie er mochten stemmen. Dat waren voor 1887:
A
Alle mannen
B
Alle mannen en vrouwen
C
Alle mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden
D
Alle mannen die een schooldiploma hadden

Slide 4 - Quiz

Hoe wordt de vorm van kiesrecht genoemd waarbij gekeken wordt naar de hoeveelheid belasting?
A
Algemeen kiesrecht
B
Censuskiesrecht
C
Passief kiesrecht
D
Actief kiesrecht

Slide 5 - Quiz

Welke van de drie machten ligt bij de regering in Nederland?
A
Wetgevende macht
B
Rechterlijke macht
C
Uitvoerende macht
D
Absolute macht

Slide 6 - Quiz

De ministers zijn verantwoordelijk voor wat de koning zegt en doet. Hoe noemen we dat?

Slide 7 - Open question

Welke van onderstaande antwoorden is geen klassiek grondrecht?
A
Vrijheid van godsdienst
B
Vrijheid van meningsuiting
C
Vrijheid van onderwijs
D
Recht op gezondheidszorg

Slide 8 - Quiz

Politieke partijen die samen de regering vormen, noemen we?
A
Een coalitie
B
De oppositie

Slide 9 - Quiz

Het recht van initiatief heeft alleen de
A
Eerste kamer
B
Tweede kamer

Slide 10 - Quiz

Het recht van initiatief betekent:
A
geldbesteding goedkeuren
B
een wetsvoorstel wijzigen
C
een wetsvoorstel indienen
D
de minister om informatie vragen

Slide 11 - Quiz

De koning kan niet afgezet worden vanwege politieke fouten. De koning is............
A
Onschendbaar
B
Nooit strafbaar
C
Boven de wet verheven

Slide 12 - Quiz

Een organisatie die opkomt voor de belangen van de werknemers noemen we
A
Een politieke partij
B
Een werkvereniging
C
Een vakbond

Slide 13 - Quiz

Op welke manier wilden de communisten de sociale kwestie (problemen van de arbeiders) oplossen?
A
Door vakbonden
B
Door een revolutie
C
Door via het parlement wetten te maken
D
Door iedereen kiesrecht te geven

Slide 14 - Quiz

Hoe wilde de sociaaldemocraten de sociale kwestie oplossen?
A
Door vakbonden
B
Door revolutie
C
Door sociale wetten via het parlement
D
Door een oorlog

Slide 15 - Quiz

De SDAP (partij van de arbeiders) was voor:
A
Algemeen kiesrecht
B
Beperkt kiesrecht voor mannen
C
Censuskiesrecht
D
Alleen vrouwenkiesrecht

Slide 16 - Quiz

Liberalen 
Socialisten
Protestanten
Katholieken
ARP
Liberale Unie
SDAP
RKSP
Schaepman
Troelstra
Thorbecke
Kuyper

Slide 17 - Drag question

Strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als een andere groep noemen we:
A
Feminisme
B
Emancipatie
C
Verzuiling

Slide 18 - Quiz

Wat was het gevolg van het caoutchouc- artikel?
A
Dat vrouwen ook mochten stemmen
B
Dat iedereen mocht stemmen
C
Dat steeds meer mannen mochten stemmen
D
Dat een regering afgezet kon worden

Slide 19 - Quiz

Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs zijn
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Communisten
D
Feministen

Slide 20 - Quiz

Wat is bijzonder onderwijs?
A
Onderwijs voor kinderen met een beperking
B
Onderwijs op grond van geloof of levensovertuigi8ng

Slide 21 - Quiz

Bij de Pacificatie van 1917 kregen drie politieke stromingen hun zin. Welke stroming had er juist niks aan?
A
Protestanten
B
Katholieken
C
Socialisten
D
Liberalen

Slide 22 - Quiz

Wat kregen de confessionelen bij de Pacificatie van 1917?
A
Geld voor hun kerken
B
Geld voor hun scholen
C
Geld voor de arbeiders
D
Geld voor hun leiders

Slide 23 - Quiz

Wat kregen de socialisten bij de Pacificatie van 1917?
A
Actief kiesrecht voor mannen en passief kiesrecht voor vrouwen
B
Passief kiesrecht voor mannen en actief kiesrecht voor vrouwen
C
Kiesrecht voor mannen en vrouwen

Slide 24 - Quiz

Bij het districtenstelsel wordt er gestemd op
A
Een kandidaat uit je eigen regio
B
Een landelijke kandidaat

Slide 25 - Quiz