Spreekwoorden

Spreekwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Spreekwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden en gezegden
  • Weet je het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 2 - Slide

Wat zijn spreekwoorden en gezegden?

  • Een spreekwoord of gezegde is een korte, krachtige  uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat.
  • Ze hebben vaak een figuurlijke betekenis. 

Slide 3 - Slide

Welke spreekwoorden en gezegden en je?

Slide 4 - Mind map

Welke spreekwoord wordt hier uitgebeeld? Wat betekent dit spreekwoord?

Slide 5 - Slide

Los de rebus op!

Slide 6 - Slide

Wat betekent: 
'De hond in de pot vinden?'

A   De hond is in de pot gaan zitten.
B    De hond heeft al het eten   
       opgegeten. 
C.  Je hond kwijt zijn.
D.  Je bent te laat voor het eten en
      alles is op.


Slide 7 - Slide

Wat betekent 'Met het verkeerde been uit bed stappen?'
A. Uit bed vallen.
B. Met een slecht humeur de
     dag starten. 
C. Aan de verkeerde kant van
     het bed uitstappen. 
D. Slaapwandelen.

Slide 8 - Slide

Wat betekent 'Het is weer koek en ei tussen hen'?
A   Ze hebben ruzie.
B   Ze zijn verliefd.
C   De ruzie is voorbij, ze zijn
      weer vrienden.
D   Ze gaan samen koken.

Slide 9 - Slide

1. Zo ziek als een hond

Slide 10 - Open question

2. Zo gezond als een vis

Slide 11 - Open question

3. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens

Slide 12 - Open question

4. Beter een goede buur dan een verre vriend

Slide 13 - Open question

5. Door de bomen het bos niet meer zien

Slide 14 - Open question

6. Het loopt als een trein

Slide 15 - Open question

8. Gezelligheid kent geen tijd

Slide 16 - Open question

7. Geld moet rollen

Slide 17 - Open question

9. Geen bericht, goed bericht

Slide 18 - Open question

10. Hij schreeuwt het van de daken

Slide 19 - Open question


Bedankt voor je aandacht.
Leuk dat je er was!

Ken je nu meer spreekwoorden? 


Slide 20 - Slide

Ken je nu meer spreekwoorden dan dat je voor de les kende?
Ja!
Nee.....

Slide 21 - Poll

Spreekwoordenposter
Op de kleurplaat staan 55 spreekwoorden.
Minimaal 20 in je schrift. Spreekwoord met betekenis
Kleur de kleurplaat in en nummer de spreekwoorden.
Schrijf de spreekwoorden met de betekenis op in je schrift.
Alle 50 spreekwoorden + betekenis in je schrift = een pluspunt
Plak de tekening ook in je schrift

Slide 22 - Slide


  • Kies 2 spreekwoorden uit. 
  • Beeld deze spreekwoorden uit. Je kan hiervoor foto's zoeken op het internet.  Je mag het ook tekenen of plakken/knippen.
  • Maak een foto.
  • Lever 2 foto's in met het uitgewerkte spreekwoord. Schrijf de betekenis erbij.
  • Zoek de betekenis van het spreekwoord of de uitdrukking op.
  • Weet je de betekenis van een spreekwoord niet? Zoek het op! https://nl.wikiquote.org/wiki/Nederlandstalige_spreekwoorden

 


Opdracht 2

Slide 23 - Slide

Opdracht 3
Je gaat nu zelf een rebus tekenen bij een spreekwoord/gezegde.


  1. Neem een spreekwoord in gedachte (of zoek er één op/ vraag hulp)
  2. Bedenk plaatjes bij de woorden
    Bijv. Begint jouw spreekwoord met ‘het’, teken dan een            en zet eronder: p = h  (want pet = het)
  3. Teken alles uit! 

Slide 24 - Slide