(2m) H1 diensten paragraaf 3 deel 1

Planning:
  • Nakijken
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 3 H1
  • maken opdracht 1 t/m 4
  • nabespreken paragraaf 3
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • waarom er steeds meer mensen in de dienstensector werken.
  • voorbeelden geven van diensten met en zonder baliefunctie.
  • voorbeelden geven van dagelijkse en gespecialiseerde voorzieningen.
  • voorbeelden geven van commerciële en niet-commerciële diensten.
  • uitleggen wat de begrippen reikwijdte en verzorgingsgebied betekenen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning:
  • Nakijken
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 3 H1
  • maken opdracht 1 t/m 4
  • nabespreken paragraaf 3
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • waarom er steeds meer mensen in de dienstensector werken.
  • voorbeelden geven van diensten met en zonder baliefunctie.
  • voorbeelden geven van dagelijkse en gespecialiseerde voorzieningen.
  • voorbeelden geven van commerciële en niet-commerciële diensten.
  • uitleggen wat de begrippen reikwijdte en verzorgingsgebied betekenen.

Slide 1 - Slide

nakijken

Slide 2 - Slide

 1.1 De Nederlandse landbouw

Hoofdstuk 1: Made in The Netherlands
1.2 De Nederandse industrie
1.3 Diensten


1.4 Bronnen: Verkeer en vervoer in Nederland


Deelvraag = Hoe ziet de dienstensector in Nederland eruit?

Slide 3 - Slide

Benodigde voorkennis 
Je weet wat de dienstensector is
Je weet wat een voorziening is
Je weet wat mechanisatie is
Je weet commercieel is
tertiaire of derde sector. Het werk dat je doet voor iemand anders om een dienst te leveren. bijv. kapper, docent of brandweerman
Een bedrijf of instelling waar je naartoe gaat om een product of een dienst te halen, die je nodig hebt om prettig te kunnen leven.
Als het werk in de industrie voor een deel is overgenomen door machines.
personen, bedrijven en-of overheden die als doel hebben winst te maken

Slide 4 - Slide

uitleg/aantekeningen

Slide 5 - Slide

Bestaansmiddelen
Alle soorten werken noemen we bestaansmiddelen.
Deze kunnen we onderverdelen in drie sectoren. 
1. Landbouw, visserij en mijnbouw.
2. Industrie.
3. Dienstensector.

Slide 6 - Slide

1ste sector
Landbouw, visserij en mijnbouw.
In deze sector halen mensen voedsel of grondstoffen uit de natuur. Beroepen zoals boer, mijnwerker, visser.
In arme landen werken er veel mensen in deze sector.

Slide 7 - Slide

2de sector
De industrie.
In deze verwerken mensen grondstoffen in fabrieken of werkplaatsen. Ze maken er producten van. 

Slide 8 - Slide

3de sector
De dienstensector.
Hierin verlenen mensen diensten, denk aan onderwijs, horeca, banken en de zorg. In een rijk land werken er veel mensen in deze sector. 

Slide 9 - Slide

Dienstensector is de grootste sector in Nederland.

Waarom? Dat komt omdat andere sectoren (Landbouw en industrie) steeds kleiner worden. Neem het voorbeeld aan mechanisatie waardoor steeds minder banen nodig zijn. 
mechanisatie    Als het werk in de industrie voor een deel is overgenomen door machines.

Slide 10 - Slide

Dienstensector
De Nederlandse dienstensector is groot en heel verschillend.
• De dienstensector groeit door: verandering van de bevolking.
     Meer ouderen = meer banen in de zorg.
Nieuwe diensten = websitebouwers, youtubers.


Slide 11 - Slide

Voorzieningen
Kenmerken van voorzieningen:
• Wel of geen baliefunctie:
 - wel in een ziekenhuis of restaurant.
 - niet bij een verzekeringskantoor

baliefunctie    Kenmerk van een bedrijf waar klanten zelf naartoe moeten om gebruik te maken van de producten of diensten van dat bedrijf.
voorziening    Een bedrijf of instelling waar je naartoe gaat om een product of een dienst te halen, die je nodig hebt om prettig te kunnen leven.

Slide 12 - Slide

zelfstandig werken
lezen paragraaf 3 H1 Veel verschillen + voorzieningen
maken opdracht 1 t/m 4
gebruik hierbij:
  • tekstboek blz. 12/13
  • werkboek blz. 13/14
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken
timer
1:00

Slide 13 - Slide

herhalen/nabespreken

Slide 14 - Slide

Welke sector is in Nederland de grootste werkgever?
A
Diensten
B
Landbouw, visserij en mijnbouw
C
Industrie
D
Alle drie even groot

Slide 15 - Quiz

In welke sector werken de meeste mensen in een arm land?
A
1ste
B
2de
C
3de
D
2 en 3

Slide 16 - Quiz

Een voorziening met een baliefunctie wordt niet door klanten bezocht.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
timer
1:00
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

vandaag heb ik geleerd:
timer
1:00

Slide 19 - Open question

vandaag vind ik nog moeilijk:
timer
1:00

Slide 20 - Open question