Nederlands IVIO 2 & IVIO 3

Nederlands IVIO 2 & IVIO 3
Week 1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Nederlands IVIO 2 & IVIO 3
Week 1

Slide 1 - Slide

Welkom allen!
Graag telefoon, games of tablet in je la! 

Slide 2 - Slide

Je leert
     - dat onderwerp en persoonsvorm bij elkaar horen
- persoonsvorm en onderwerp vinden in een zin
- juiste spelling gebruiken bij voltooid deelwoord

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
In elke zin staan werkwoorden. Een van deze werkwoorden is de persoonsvorm.

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Slide

Zinsdelen - Persoonsvorm
  • De zin vragend maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik ben op kamp geweest.

  • De zin in een andere tijd zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De pizzeria was niet dichtbij.

Slide 5 - Slide


Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 6 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Jullie zouden nu de persoonsvorm moeten kunnen vinden.
A
zouden
B
moeten
C
kunnen
D
vinden

Slide 8 - Quiz

De kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
Kinderen
B
Vinden
C
Persoonsvorm
D
Deze

Slide 9 - Quiz


Wat is hier de persoonsvorm?
A
speelt
B
Egzon
C
voetbal
D
.

Slide 10 - Quiz


Wat is de persoonsvorm?
A
De hond van Louise
B
een pootje
C
geeft
D
aan

Slide 11 - Quiz


ONDERWERP


Iedere zin heeft een onderwerp.

De pv en het onderwerp horen bij elkaar.

Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

Slide 12 - Slide

Onderwerp

Het onderwerp

  1. zoek de persoonvorm
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm



Slide 13 - Slide

Zoek het onderwerp in de volgende zin:
Kees speelt voetbal bij sv Nootdorp.

Stel de vraag.... Wie of wat + pv?
A
Kees
B
speelt
C
voetbal
D
bij sv Nootdorp

Slide 14 - Quiz

Zoek het onderwerp in deze zin:
Jurre en Daan gaan naar de film: De club van lelijke kinderen.
A
Jurre en Daan
B
Gaan
C
De film
D
De club van lelijke kinderen

Slide 15 - Quiz

Zoek het onderwerp in de volgende zin:
Ik vind voetballen een leuke sport.
A
Ik
B
Voetballen
C
Vind
D
Een leuke sport

Slide 16 - Quiz

Zoek het onderwerp in de zin:
De hortensia's willen deze zomer maar niet bloeien

A
hortensia's
B
zomer
C
bloeien
D
maar

Slide 17 - Quiz

Zoek het onderwerp in de volgende zin:
Pietje vindt Jantje heel raar.
A
Pietje
B
Vindt
C
Vindt heel raar
D
Jantje

Slide 18 - Quiz

PV en OW
PV = persoonsvorm
  1. Tijdproef
  2. Vraagproef
  3. Meervoud/enkelvoud
OW = onderwerp
  1.  Zoek de PV
  2.  Wie/wat + PV?

Slide 19 - Slide

Genoeg gekletst
NU JULLIE!

Slide 20 - Slide

Opdrachten
Lees de theorie over persoonsvorm en onderwerp nog eens door. 
Maken: opdracht 3 t/m 7


timer
15:00

Slide 21 - Slide

VOLTOOID DEELWOORD
Voltooid deelwoord heeft een hulpwerkwoord bij zich. 
Voltooid deelwoord begint met ge-, ver-, her-, er-, be-, ont-,
Voltooid deelwoord eindigt op -d, -t, of (e)n
Voltooid deelwoord eindigt NOOIT op dt!

Slide 22 - Slide

't ex-kofschip
Wie weet het nog?

- Waarvoor gebruik je 't ex-kofschip?
- Wat is het stappenplan?


Slide 23 - Slide

't ex kofschip - voltooid deelwoord
Wanneer krijg je +t en wanneer +d?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip? 



JA
NEE
+T
+D

Slide 24 - Slide

Even een paar oefenen

Slide 25 - Slide

Voltooid deelwoord

Zij heeft het aan mij .....
A
belooft
B
beloofd

Slide 26 - Quiz

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 27 - Quiz

Het voltooid deelwoord van worden
A
geworden
B
wilde
C
gewordt
D
wordt

Slide 28 - Quiz

Voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 29 - Quiz

De atleet is aan het oefenen.
Staat er een voltooid deelwoord in de zin?
A
weet ik niet
B
ja
C
nee

Slide 30 - Quiz

Even oefenen:
Vul het goede voltooid deelwoord in:
Ik heb (slaan).
A
geslaagd
B
geslagen
C
geslaagt
D
gesloegen

Slide 31 - Quiz

Er wordt nu weer (oefenen, voltooid deelwoord)
A
geoefent
B
geoefend

Slide 32 - Quiz

Nu jullie weer!
Maak opdracht 8 tot en met opdracht 11
Klaar? Ga iets voor jezelf doen (zachtjes)
Als de tijd voorbij is kijken we klassikaal na! 
timer
15:00

Slide 33 - Slide