H8.2 voorbereiden PO en SE2: chemisch rekenen

H8.2 Gehaltebepaling8.1 les 1 scheidingsmethoden
chemisch rekenen
voorbereiding PO en SE-2

1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H8.2 Gehaltebepaling8.1 les 1 scheidingsmethoden
chemisch rekenen
voorbereiding PO en SE-2

Slide 1 - Slide

Aan het eind van deze les kun je
1. rekenen met het omrekenschema

Slide 2 - Slide

Aan het eind van deze les kun je
2. rekenen aan
reacties

Slide 3 - Slide

Aanpak
  • oefenen met opgaven in deze Lesson-UP-les
- omrekenen: volume --> mol (5 min)
- berekenen: molariteit (3 min)
- rekenen aan een reactie (10 min)
  • maken + nakijken opgave 14 + 18 uit je boek (van H8.2)

Slide 4 - Slide

1. rekenen met het omrekenschema: mol --> mL
Bereken het volume 
(in mL) van 
0,0113 mol CO2(g).
Geef je antwoord in 
het juiste aantal 
significante cijfers
timer
5:00

Slide 5 - Slide

uitwerking
  • mol omrekenen naar gram:    0,0113 x 44,010 = 0,497313 gram       met  m = n xMCO2
  • ρ CO2 = 1,986 kg/m3 = 1,986 x 10-3 g/mL
  • gram omrekenen naar mL: 0,497313 / (1,986x10-3) = 250,41 mL   met V = m / ρ
  • juiste significantie: 250 (mL)
Nakijken:
  1. Per vergeten eenheid -1/2 p (max -1p) 
  2. Een verschil in uitkomst door tussentijds afronden op minder dan 4 cijfers: -1p
  3. TIP: tussendoor NIET afronden. Noteer het getal met ... erachter en reken verder met het getal dat in je rekenmachine staat






Slide 6 - Slide

wil je hier meer mee oefenen?
  • online: zet je lesmethode op havo4 max3.0
  • ga naar Hoofdstuk 1
  • kies bij "Versterk jezelf" voor:
- dichtheid
- molbegrip 1.0
-molbegrip 2.0

Slide 7 - Slide

2. berekenen van de molariteit

  • De notatie [formule] wordt gebruikt om de molariteit van een oplossing aan te geven.
  • Bijv. [OH-]=0,1008 M
    in woorden: de concentratie/molariteit van OH- ionen is 0,1008 mol per liter oplossing.
  • Je zegt ook wel: de concentratie is 0,1008 molair.



Slide 8 - Slide

rekenvoorbeeld 1
In 12,75 mL zit 13,48 mmol H+
Wat is de concentratie van deze oplossing in mol/L?
c=Vn
timer
1:00

Slide 9 - Slide

uitwerking: rekenvoorbeeld 1
In 12,75 mL zit 13,48 mmol H+
Wat is de concentratie van deze oplossing in mol/L?
ANTWOORD
c = n / V
dus: c = 13,48.10-3 mol / 12,75.10-3 L = 1,057 mol / L
c=Vn

Slide 10 - Slide

rekenvoorbeeld 2
[OH-] = 0,1008 M
Hoeveel mol OH- zit er in 25,00 mL?
c=Vn
timer
1:00

Slide 11 - Slide

uitwerking: rekenvoorbeeld 2
[OH-] = 0,1008 M
Hoeveel mol OH- zit er in 25,00 mL?
ANTWOORD
n = c x V
dus n = 0,1008 mol/L x 25,00.10-3 L = 0,00252 mol
c=Vn

Slide 12 - Slide

rekenvoorbeeld 3
Een keukenzoutoplossing bevat 125 gram natriumchloride per 350 mL. 
Bereken de molariteit van de oplossing.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

uitwerking: rekenvoorbeeld 3
[NaCl] = 6,11 mol/L

  • massa delen door MNaCl : 125/58,443 = 2,139 mol  met n=m/MNaCl
  • mol delen door aantal L : 2,139 / 0,350 = 6,11 mol/L 
    met c=n/V

Slide 14 - Slide

meer oefenen met molariteit?
op de volgende dia's (dia 16 t/m dia 24)
vind je nog enkele oefenopgaven

Slide 15 - Slide


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question

Zoë heeft 200 mL van een drankje met daarin 0,010 M glucose. Ze drinkt de helft op. Wat is de molariteit van glucose in de oplossing die ze over houdt?
A
0,0050 M
B
0,010 M
C
0,020 M
D
1,8 g/L

Slide 19 - Quiz

Hindrik heeft 100 mL 0,10 M glucose. Hij voegt 900 mL water toe. Wat is de molariteit van glucose dan?
A
0,10 M
B
0,011 M
C
0,010 M
D
1,0 M

Slide 20 - Quiz


Slide 21 - Open question

Je lost 1,30 mol keukenzout (NaCl) op in 6,0 liter water. Bereken de molariteit van de oplossing die ontstaat.
Geef je antwoord in het juiste aantal significante
cijfers
timer
2:00

Slide 22 - Open question

Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.

Wat is de notatie van een zwavelzuuroplossing?
A
H2SO4(aq)
B
HSO4(aq)+H+(aq)
C
SO42(aq)+2H+(aq)

Slide 23 - Quiz

Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.
Bereken hoeveel mmol H+ (aq) aanwezig is in de oplossing.

(Tip: wanneer je rekent met kleine volumes (bijv mL) is het
handig om 0,200 mol/L te lezen als 0,200 mmol /mL)
timer
3:00

Slide 24 - Open question

3. rekenen aan reacties
Een auto rijdt 3,5 km met een koude motor. 
De benzine (C8H18) verbrandt onvolledig en er komt roet (koolstof) uit de uitlaat. De auto kan met 1,0 liter benzine 15 km rijden.
Bereken hoeveel gram roet (koolstof) ontstaat bij deze rit van 3,5 km. Gebruik de molverhouding benzine : koolstof = 1 : 4

Bedenk een aanpak voor deze opgave - gebruik het 7 stappenplan
timer
2:00

Slide 25 - Slide

Een auto rijdt 3,5 km met een koude motor. De benzine (C8H18) verbrandt onvolledig 
en er komt roet (koolstof) uit de uitlaat. De auto kan met 1,0 liter benzine 15 km rijden.
Bereken hoeveel gram roet (koolstof) ontstaat bij deze rit van 3,5 km. Gebruik de 
molverhouding benzine : koolstof = 1 : 4. 
ZO PAK JE DEZE OPGAVE AAN. WERK DEZE AANPAK UIT IN JE SCHRIFT
1. reactievergelijking                                    benzine + ..............  ->   roet + .......................
2. molverhouding                                             1 mol                          :       4 mol
3. gegeven / gevraagd                         3,5 km                                          ? gram                   7. controleer ALLES
                                                              1,0L = 15 km
4. gegeven --> mol: * bereken L benzine:

                                          * bereken gram benzine:
                                                                                                                                                                  6. mol--> gevraagd
                                          * bereken mol benzine:

5. molverhouding                      ............ mol benzine ----------->   .......... mol  roet                                              
timer
8:00
}

Slide 26 - Slide

Uitwerking
1. reactievergelijking                                    benzine + ..............  ->   roet + .......................
2. molverhouding                                             1 mol                          :       4 mol
3. gegeven / gevraagd                         3,5 km  1,0L = 15 km               71 gram                7. controleer ALLES
4. gegeven > mol        bereken L benzine: 
                                            3,5 / 15 = 0,233.....L benzine                                      5,88 x 12,01 = 70,65 gram roet
      bereken gram benzine: p = 0,72.103 kg/m3 = 0,72.103 g/L               m = nxM
                                   dus 0,233....x0,72.103 = 168 g benzine                                                  6. mol > gevraagd
      bereken mol benzine: M C8H18 = 114,224 g/mol                                  M(roet) = 12,01 g/mol
                                  dus 168 / 114,224 = 1,47 mol benzine
5. molverhouding                        1,47 mol benzine ----x4------->   5,88 mol  roet                                              

Slide 27 - Slide

heb je meer oefening nodig?
  • online: zet je methode op havo4 max3.0
  • ga naar Hoofdstuk 1
  • kies bij "Versterk jezelf" voor:
--> Rekenen aan reacties

Slide 28 - Slide

eigen werk
  • Leer de formules op blz 89 en 90
  • Leer het stappenplan en figuur 7 op blz 93
  • Maken + nakijken opgaven 14 + 18 uit je boek (van H8.2)


Slide 29 - Slide