Par. 4.2 Woonomgeving- leefomgeving

4.2 Woonomgeving - leefomgeving
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.2 Woonomgeving - leefomgeving

Slide 1 - Slide

Waar let je op als je
ergens gaat wonen?

Slide 2 - Mind map

Lesdoelen par. 4.2 
  • Welke verschillen zijn er tussen wijken op economisch en sociaal gebied?
  • Hoe kan een buurtprofiel helpen om een goed stedelijk beleid uit te voeren?
  • Wat betekenen sociale samenhang en sociale netwerken voor de leefbaarheid in buurten?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Buurtprofiel
  1. Woningkenmerken
  2. Bewonerskenmerken
  3. Kenmerken van de woonomgeving

Slide 5 - Slide

Woningkenmerken
  • ouderdom, dus het bouwjaar van een pand
  • eigendom: koop- of huurwoning
  • woningtype: hoogbouw/laagbouw, flatwoningen, portiekflats, eengezinswoningen, vrijstaande woningen met tuin, twee-onder-een-kaphuizen
  • huizenprijs: de geschatte waarde voor de onroerendezaakbelasting (WOZ-waarde)
  • de onderhoudstoestand van woning.

Slide 6 - Slide

Bewonersken-merken
  • de samenstelling en grootte van de huishoudens, zoals het aantal kinderen per gezin, eenoudergezinnen en alleenstaanden
  • de samenstelling van de bevolking naar etnische herkomst
  • het inkomen (de gemiddelde hoogte van het inkomen per huishouden en de percentages bijstandsuitkeringen en werkloosheid)
  • leeftijd: de gemiddelde leeftijd en de leeftijdsopbouw
  • gezinsfase: alleenstaand, kindertal, getrouwd of samenwonend, bejaard, etc.

Slide 7 - Slide

Woonomgeving
Sociale veiligheid
Subjectieve veiligheid: hoe veilig mensen zich voelen.
Objectieve veiligheid gaat over strafbare feiten die bij de politie zijn geregistreerd.
De objectieve veiligheid kun je aantonen met cijfers, terwijl de subjectieve veiligheid een gevoel van (on)veiligheid weergeeft.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Probleemwijken

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

De ene buurt is de andere niet
De ene buurt is de andere niet
● De openbare ruimte (straten, pleinen, parken en water in de stad) maakt deel uit van de woonomgeving. De kwaliteit hiervan wordt afgemeten aan:
- de toegankelijkheid
- het onderhoud
- de overzichtelijkheid en toezicht

Slide 13 - Slide

Sociale kenmerken van de buurt

Slide 14 - Slide

Stedelijke vernieuwing
► In 2007 ontstond beleid om woonwijken in de stad te vernieuwen om 
 leefbaarheid te verbeteren. 
Lijst van veertig slechtste woonwijken van Nederland (‘Vogelaarwijken’, ‘krachtwijken’, ‘prachtwijken’, ‘probleemwijken’ of ‘achterstandswijken’). 
Doorvoeren van verbeteringen: stedelijke vernieuwing.
Het beleid van stedelijke vernieuwing leek op het stadsvernieuwingsbeleid (1960 -1980), maar nu werden naast woningen en woonomgeving ook sociale maatregelen genomen.

Slide 15 - Slide

Stedelijke vernieuwing
Het beleid van stedelijke vernieuwing kent drie aspecten:
● Vernieuwing van de woningen door sanering, renovatie en nieuwbouw.
● Verbetering van de leefomgeving door:
- te zorgen voor meer veiligheid
- bewoners met elkaar in contact te brengen  vergroten van de sociale cohesie
- meer aandacht voor de bewoners op het gebied van:
 armoedebestrijding
 gezondheidsbevordering
 integratie

Slide 16 - Slide

Gentrificatie
► Een bijzondere vorm van stedelijke vernieuwing ontstaat bij gentrificatie: 
bijzondere oudere panden in de stad worden opgeknapt door renovatie of restauratie en gewild als woonruimte.
Dat trekt mensen met hogere inkomens aan, waardoor de koop- en huurprijzen in de wijk stijgen 
 oorspronkelijke, armere bewoners vertrekken. 
De samenstelling van de wijk verandert

Slide 17 - Slide

Gentrificatie
● Gentrificatie vindt vooral plaats bij straten met een bepaalde uitstraling, bijvoorbeeld vanwege de variatie aan bebouwing of de sfeer en/of ligging bij een park, metrostation of de historische binnenstad.
● Jonge creatieve mensen, young urban creatives (yuccies) ontdekken de wijk 
 knappen de relatief goedkope woningen op 
de kapitaalkrachtige, vaak jonge beroepsbevolking met een stedelijke leefstijl gaat wonen in de stad:
- de nieuwe yuppen (young urban professionals)
- dinkwads (double income, no kids, with a dog)
Er ontstaan wijken in de stad met een hogere sociaaleconomische status.


Slide 18 - Slide


■ Door de nieuwe yuppen, ook wel havermelkelite genoemd en welvarende gezinnen verandert het straatbeeld

Slide 19 - Slide

Lesdoelen par. 4.2 
  • Welke verschillen zijn er tussen wijken op economisch en sociaal gebied?
  • Hoe kan een buurtprofiel helpen om een goed stedelijk beleid uit te voeren?
  • Wat betekenen sociale samenhang en sociale netwerken voor de leefbaarheid in buurten?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Aan de slag
Maak volgende opdrachten van §4.2: 

timer
15:00

Slide 22 - Slide

Kenmerken van 19e eeuwse arbeiderswijken zijn:
A
Slecht geïsoleerd, kleine kamers, wel centrale verwarming.
B
Kleine kamers, geen douches, aan de rand van de stad.
C
Kleine kamers, slecht geïsoleerd, tegen het centrum aan
D
Veel groen, grote woningen

Slide 23 - Quiz

Welke drie kenmerken zijn typisch voor nieuwbouwwijken (ook wel VINEX- wijken) in Nederland?
A dicht bij het centrum
B grote woningen
C kleine woningen
D veel groen
E ver van het centrum
F weinig groen

A
B, D, E
B
A, B, E
C
B, C, E
D
B, C, D

Slide 24 - Quiz

Welke bewonerskenmerken zijn er!?

Slide 25 - Mind map

welke woningkenmerken zijn er?

Slide 26 - Mind map

'Vorig jaar zijn in de wijk Velve 44 aangiften gedaan van autodiefstal. Het gaat hier om...
A
Subjectieve veiligheid
B
Objectieve veiligheid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 27 - Quiz

De oma van Sjaak loopt liever niet door het tunneltje waar vaak jongeren hangen.
A
Dit gaat over subjectieve (on)veiligheid
B
Dit gaan over objectieve (on)onveiligheid
C
Dit gaan over gentrificaite
D
Dit gaat over segregatie

Slide 28 - Quiz

Wat is geen overeenkomst tussen stadsvernieuwing en herstructurering?
A
Kan dienen als oplossing voor verkrotting
B
er vindt renovatie plaats
C
er vindt sanering plaats
D
Er komen mensen met hogere inkomens wonen

Slide 29 - Quiz

In het industrie- en bedrijventerrein De Brinkhorst worden kantoren en leegstaande panden omgebouwd tot appartementen.
Van welk proces is hier sprake?
A
Segregatie
B
Stadsvernieuwing
C
Herstructurering
D
Sanering

Slide 30 - Quiz

Op welke manier profiteren winkeliers van gentrification?
A
Toename van stedelingen betekent nieuwe klanten
B
zij kunnen (meer) duurdere producten verkopen
C
Toename van stedelingen betekent meer personeel

Slide 31 - Quiz

Wat is dit voor woonwijk?
A
Laagbouw en ruimte jaren '70 en '80
B
Moderne nieuwbouw jaren vanaf 1980
C
Hoogbouw in het groen jaren '60 - '70
D
19e eeuwse arbeiderswijken

Slide 32 - Quiz

Welke woonwijk hoort bij de afbeelding?
A
Woningwetbouw jaren 1900-'40
B
Hoogbouw in het groen jaren '60 - '70
C
Laagbouw en ruimte jaren '70 en '80
D
Moderne nieuwbouw jaren vanaf 1980

Slide 33 - Quiz

Welke oplossing kwam er voor de woningnood in 1950?
A
Er werden nieuwe buitenwijken gebouwd
B
Er werden flats gebouwd
C
Er kwamen nieuwe steden bij
D
Er werden rijtjeswoningen gebouwd

Slide 34 - Quiz

In welke wijken zie je veel gentrificatie?
A
lage inkomenswijken rond het centrum
B
lage inkomenswijken in het centrum
C
rijke wijken rond het centrum
D
rijke buitenwijken

Slide 35 - Quiz