Oefenen H5

Nederland en het buitenland
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederland en het buitenland

Slide 1 - Slide

Export betekent dat Nederland producten uitvoert.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Als je een pakketje koopt via Aliexpress doe je aan...
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 3 - Quiz

Bereken de exportwaarde van Nederlandse rozen er worden 25.000.000 eenheden uitgevoerd met een gemiddelde prijs van 2,89,- euro
Alleen het antwoord in getallen

Slide 4 - Open question

Er zijn verschillende redenen waarom wij als Nederland importen. Wat is hiervan GEEN reden
A
ons klimaat is niet geschikt om alles te verbouwen.
B
Buitenlandse producten kunnen goedkoper zijn.
C
Nederlandse consumenten willen een ruimere keuze aan producten.
D
Nederland is verplicht door de EU om producten te importeren

Slide 5 - Quiz

Als je via Vinted een shirt verkoopt aan iemand in Parijs doe je aan....
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 6 - Quiz

Nederland importeert voor 230 miljoen aan alcohol. Heineken bier exporteert 384 miljoen.
De betalingsbalans is...
A
Positief
B
Negatief

Slide 7 - Quiz

Nederland exporteert meer voedsel dan dat zij importeert.
Op de betalingsbalans is dit...
A
Positief
B
Negatief

Slide 8 - Quiz

In een jaar had Nederland een nationaal inkomen van € 900 miljard. De totale uitvoerwaarde was in dat jaar € 620 miljard en de totale invoerwaarde € 420 miljard.
bereken hoeveel procent de importwaarde is van het nationaal inkomen
Alleen het antwoord, afronden op 1 decimaal.

Slide 9 - Open question

In een jaar had Nederland een nationaal inkomen van € 900 miljard. De totale uitvoerwaarde was in dat jaar € 620 miljard en de totale invoerwaarde € 420 miljard.
bereken hoeveel procent de exportwaarde is van het nationaal inkomen
Alleen het antwoord, afronden op 1 decimaal.

Slide 10 - Open question

Binnen de EU hebben we:
Binnen de EU is er:






vrij verkeer van goederen en diensten
vrijhandel tussen de EU-landen. Je mag vrij goederen en diensten importeren en exporteren binnen EU-landen. Je hoeft bijvoorbeeld geen belasting (invoerrechten) te betalen.

vrij verkeer van personen
Inwoners van een EU-land mogen in een ander EU-land werken en wonen.
vrij verkeer van kapitaal
Je kunt je geld op een spaarrekening bij een bank in een ander EU-land zetten. En je mag geld investeren of beleggen in andere EU-landen

Slide 11 - Slide

Verschillen tussen lidstaten
De lidstaten mogen ook veel regels zelf bepalen.Bijvoorbeeld:




Verschillende BTW tarieven
Elk land heeft zijn eigen btw-tarief.

Nederland heeft een BTW tarief van 21%
In Duitsland is dit maar 16%
1
Milieuregels
Het komt voor dat het ene EU-land strengere milieuregels heeft dan een ander EU-land.

In Parijs mag je alleen een scooter rijden als hij elektrisch is.
2
Verschillende regels
Verschillende regels zorgen voor oneerlijke concurrentie tussen EU-landen. De Europese regering probeert de regels gelijk te trekken.

Op feest vakantie naar Spanje, daar mag je drinken.
3

Slide 12 - Slide

Ik heb open grenzen en heb de euro.
A
Europa
B
Europese Unie
C
Europese Monetaire Unie
D
Geen

Slide 13 - Quiz

veel Europeanen hebben hier een vakantie huisje en vliegen/rijden zo het land binnen.
A
Europa
B
Europese Unie
C
Europese Monetaire Unie
D
Geen

Slide 14 - Quiz

We hebben een BTW tarief van 16%, hierdoor doen veel mensen boodschappen bij ons. Wel zo makkelijk, want ze hoeven niets omrekenen.
A
Europa
B
Europese Unie
C
Europese Monetaire Unie
D
Geen

Slide 15 - Quiz

Voor milieuregels werken we samen met andere landen. Als je bij ons op vakantie komt heb je wel een paspoort met visum nodig.
A
Europa
B
Europese Unie
C
Europese Monetaire Unie
D
Geen

Slide 16 - Quiz

Zwitserland
A
Europese Monetaire Unie
B
Europese Unie
C
Geen

Slide 17 - Quiz

De Europese monetaire unie wordt ook wel de Eurozone genoemd. Het doel is een gezamenlijke munt. Wat is hiervan geen voordeel
A
Heb je geen kosten voor het omwisselen van vreemd geld.
B
kun je de prijs van producten beter vergelijken
C
EMU landen kunnen goedkoper wisselen naar dollars

Slide 18 - Quiz

Protectiemaatregelen:
Binnen de EU is er:






Invoerrechten
(of douanerechten of importheffingen) heffen op ingevoerde producten. Deze producten worden daardoor duurder.
Contingentering
(of importquota): een maximum stellen aan het aantal producten dat mag worden ingevoerd.
Invoerverbod
bepaalde goederen mogen dan helemaal niet worden ingevoerd.
Exportsubsidie
de overheid geeft subsidie aan exporterende bedrijven. Die kunnen hun producten dan goedkoper aan het buitenland verkopen.

Slide 19 - Slide

Europa besluit dat er maandelijks maar 100.000 vaccins geëxporteerd mag worden naar de VS.
A
Invoerrechten
B
Invoerverbod
C
Contingentering
D
Exportsubsidie

Slide 20 - Quiz

Als je een pakketje buiten de EU besteld dan betaal je daarover een bedrag.
A
Invoerrechten
B
Invoerverbod
C
Contingentering
D
Exportsubsidie

Slide 21 - Quiz

Je koopt een tas in China voor €250. Hierover betaal je €25 verzendkosten, 25% invoerrechten en 21% BTW. Bereken de prijs van de tas.
Alleen het antwoord

Slide 22 - Open question

Een land met een gesloten economie profiteert ervan als het wereldwijd goed gaat met de economie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat heeft geen invloed op de internationale concurrentiepositie?
A
Goed onderwijs
B
Technologische ontwikkelingen
C
Goede gezondheidszorg
D
De handel binnen het land

Slide 24 - Quiz

een smartphone kost in China 249,00 euro de verzendkosten zijn 39,95. De invoerrechten zijn 4% en daarbovenop betaal je 21% BTW. wat kost de smartphone uit China?
Alleen het antwoord

Slide 25 - Open question

Aan de slag
Samenvattingsopdracht classroom
Herhalingsopdrachten
Plus opdrachten
Stel je vragen

Slide 26 - Slide