At2f feiten en meningen

Vandaag 
Werken we met feiten en meningen
Leer je een feit in een tekst herkennen
Leer je een standpunt of mening in een tekst herkennen 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag 
Werken we met feiten en meningen
Leer je een feit in een tekst herkennen
Leer je een standpunt of mening in een tekst herkennen 

Slide 1 - Slide

Kijk in je boek H4 Lezen
Beschrijf het uiterlijk van de man op het plaatje

Slide 2 - Open question

Noem twee redenen waarom je er niet zo uit zou willen zien

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Mind map

Tekst 1
Lees tekst 1 en haal uit de tekst 2 redenen waarom het wel voordelen heeft er zo uit te zien als deze man
Bespreek de voordelen met je buurman/ buurvrouw
Zijn jullie van mening veranderd? 


Slide 5 - Slide

Feiten

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is: 
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.

Slide 6 - Slide

Noem een voorbeeld van een feit

Slide 7 - Mind map

Meningen en standpunten
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

Slide 8 - Slide

Noem een voorbeeld van een mening

Slide 9 - Mind map

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers: 
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.

Slide 10 - Slide

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maak nu van Nieuw Nederlands H4 opdracht 1 en 2
Straks test ik wat je weet. 

Slide 12 - Slide

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 13 - Slide

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik word namelijk gesteund door de UvA.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Feit, mening of argument?

Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij hebben sommige mensen liever eczeem dan dat ze zogenaamd stinken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quiz

Feit, mening of argument?

Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quiz

Waarom kan de vorige vraag discussie opleveren?

Slide 24 - Open question

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Ik kan argumenten herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll