This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom klas m3
Drama Theorie
TOETSVOORBEREIDING
Slide 1 - Slide
Terugblik: theatervormgeving?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Leerdoelen
Ik ken de belangrijkste begrippen van theater en weet hoe ik de 5 W's kan toepassen.
Ik herken verschillende theatervormgevingsmiddelen, soorten status, en manieren van expressie in scènes.
Ik kan een korte recensie schrijven over een scène en voel me goed voorbereid op de toets.
Slide 5 - Slide
Terugblik
Welke termen ken je die bij theatervormgeving horen?
Wat is een videoclip?
Slide 6 - Slide
Oefentoets begrippen
Maak nu de oefentoets over de begrippen
Welke vind je nog lastig?
timer
10:00
Slide 7 - Slide
HH Begrippen
Spelgegevens
Theatervormgeving
Enscenering
Mise-en-scene
Functie theater
Slide 8 - Slide
Welke hoort NIET in het rijtje van non-verbale expressie?
A
Houding
B
Emotie
C
Mimiek
D
Gebaren
Slide 9 - Quiz
Wat zijn de spelgegevens?
A
Theatrale middelen
B
De 5 W's
C
De 5 D's
D
De vormgevingsmiddelen.
Slide 10 - Quiz
Wat zijn theatrale middelen?
A
Wie, wat, waar, waarom en waardoor?
B
Spelgegevens, mise-en-scene en materiële vormgevingsmiddelen
C
Middelen om het theaterstuk naar een hoger plan te tillen
D
Vormgegeven van een theaterstuk
Slide 11 - Quiz
Verbale expressie:
A
Taal- en stemgebruik
B
Emotie
C
Beweging
D
Applaus
Slide 12 - Quiz
Wat zijn de 4 b's? (basis emoties)
A
Blij, boos, bedroefd, bedrietig
B
Blij, bang, boos, bedroefd
C
Blij, boos, bedroefd
D
Bang, boos, blij, verliefd
Slide 13 - Quiz
Wat bedoelen we met 'de Vierde wand'?
A
Achterwand
B
Wand waar de coulissen naartoe gaan bij een decorwissel
C
Denkbeeldige wand tussen speelvlak en publiek
D
De plek in een theaterzaal waar de techniek is opgesteld
Slide 14 - Quiz
Welke begrippen wil je herhalen?
Slide 15 - Mind map
Maak je eigen samenvatting van de lessen
timer
15:00
Slide 16 - Open question
Herhalen theorie
Slide 17 - Slide
Spelgegevens:
- Wie: Rol
- Waar: Ruimte/plaats
- Wanneer: Tijd
- Wat: Actie
- Waarom: Motief (de 5W's)
Slide 18 - Slide
1. Emoties
Voordat we het hebben over wat emoties met theater te maken hebben, het volgende filmpje: zie volgende slide
Slide 19 - Slide
Wat is theater?
Wanneer iemand zich voor publiek bewust anders voordoet dan hij werkelijk is, spreken we van theater.
Uitdrukking geven aan gedachten of gevoelens en die ook bij kijker oproepen
Tal van vormen en combinaties met andere disciplines die elkaar overlappen zoals dans- en muziektheater
Grenzen zijn niet altijd duidelijk
Dialogen, dansen, zingen
Slide 20 - Slide
HH Speelstijlen
De acteur kan emoties via mimiek, houding, beweging en stem in verschillende groottes spelen.
1. Realistisch spel
2. Absurdistisch spel
3. Fysieke uitvergrote of groteske speelstijl
Slide 21 - Slide
Personage
Onderdeel verhaal
Acteur gebruikt lichaam en stem om personage zo goed mogelijk over te brengen
Kan een hoge of lage status aannemen
Slide 22 - Slide
Theatrale middelen
- spelgegevens
- theatervormgevings
middelen
- mise-en-scene
Slide 23 - Slide
Uitleg lage status
Iemand met een lage status heeft minder dan iemand met een hoge status. Dit kan zijn: doordat hij/zij minder geld heeft, bang is, minder slim is etc.
Slide 24 - Slide
Uitleg Hoge Status
In het dagelijks leven heb je te maken met status verschillen. Misschien dat je ze wel zult herkennen.
Er is een verschil met hoeveel macht, aanzien, geld, geleerdheid, slimheid etc. heeft ten opzichte van iemand anders.
Slide 25 - Slide
Mise-en-scène
Betekent "Plaatsing op toneel"
Dus: waar staan de acteurs ten op zichte van elkaar en het decor/attributen.
Slide 26 - Slide
Improviseren
Belangrijk bij improviseren is:
- Geef een spelimpuls als je de scène opent
- incasseren (even laten binnenkomen wat de spelimpuls is)
- accepteer de spelimpuls van de ander (dus niet blokkeren)
- reageren (geef een terug)
Blokkeren is dus de spelimpuls niet accepteren. Het spel houdt dus op.
Slide 27 - Slide
Wat is mise-en-scène?
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.
Slide 28 - Quiz
Non-verbale expressie (Lichaam) = Fysiek spel
- Bewegingen
- Gebaren
- Handeling
- Lichaamshouding
- Mimiek
Slide 29 - Slide
Verbale expressie met stem
Bij personages (spel) --> tekst
accent
klemtoon
pauzering
tempo
toonhoogte
volume
woordkeuze
Acteurs kunnen hun stem op allerlei manieren gebruiken. Zo kunnen ze spelen met volume en tempo, een bepaald accent aannemen of verschillende intonaties in de tekst leggen. Daarmee brengen ze emoties over aan het publiek.
Slide 30 - Slide
Recensie
Een recensie is een (kritische) bespreking van een boek, film, televisieprogramma, computerspel, toneelvoorstelling, muziekuitvoering, enige andere culturele uiting, of een ander product of andere dienst.
Doel: informeren, beoordelen
Slide 31 - Slide
Theatervormgeving
Decor
Kostuum
Grime
Rekwisieten (of: props)
Attributen (rekwisiet dat hoort bij een rol)
Belichting
Muziek
Geluid/geluidseffecten
Projecties
Slide 32 - Slide
Waar schrijf je over?
Je moet de voorstelling zelf gekeken hebben.
Maak aantekeningen, zodat je het verhaal nog kent als je de recensie gaat schrijven.
Neem theatrale middelen mee in je recensie
Let op (non)verbaal spel en vormgevingsmiddelen. Wat is je opgevallen? Wat was erg leuk, maar benoem ook wat je tegenviel.
Geef je mening, daar moet je ook argumenten bij geven.
Slide 33 - Slide
Opdracht
Herhalen begrippen
Slide 34 - Slide
Opdracht: analyse videoclip
We gaan de videoclip van Stromae's "L'Enfer" bekijken en analyseren.
Er zit een heel verhaal in deze videoclip en de tekst.
Bij analyseren bekijk je alle gegevens die je uit het getoonde kan halen en de achtergrond van de maker(s), voordat je er een betekenis aan verbindt.
Slide 35 - Slide
Mening
Het is bij deze opdracht niet de bedoeling om je mening te geven, voordat je snapt waar de clip en het nummer over gaat, wie de artiest is en wat hij meebrengt in zijn muziek.