Artikel schrijven 13-01-2022

Artikel schrijven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Artikel schrijven

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Uitleg

- Opbouw van een artikel

- Voorbereiden op het schrijven

Schrijftaak maken

Evalueren

Slide 2 - Slide

Wat ga je leren?
  • Je kent de structuur van een artikel.

  • Je weet hoe je je kunt voorbereiden op het schrijven van een artikel. 

  • Je kunt een artikel schrijven (met behulp van een tekstschema).

Slide 3 - Slide

Opbouw van een artikel
1. Pakkende titel 

2. Inleiding: hier introduceer je het onderwerp.

3. Kern: schrijf over elk deelonderwerp één alinea. Gebruik signaalwoorden.

4. Slot: hier geef je een conclusie of korte samenvatting.

5. Naam en klas

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Inleiding
  • Geef de aanleiding van het onderwerp
    - Waarom schrijf je dit artikel?
  • Leuk, kort verhaaltje over
       het onderwerp
  • Een vraag of meerdere vragen 
       stellen die je in de tekst gaat
       beantwoorden

Slide 6 - Slide

Kern
  • Deelonderwerpen met tussenkopjes
  • Minimaal 2 alinea's 
  • Belangrijke informatie in de
     eerste zin (= kernzin!)
  • De rest is uitleg of voorbeelden

Slide 7 - Slide

Slot
  • Samenvatting
  • Toekomstverwachting
  • Conclusie
  • Advies

Het slot moet netjes aansluiten op je
inleiding!

Slide 8 - Slide

Hoe bereid je je voor?
  1. Lees de opdracht goed door.
  2. Bepaal je publiek.
  3. Maak een tekstschema zoals in opdracht 5 (basis) of opdracht 7 (kader)
  4. Wat komt er in je inleiding?
  5. Wat komt er in je middenstuk (kern)
  6. Denk na over de volgorde.
  7. Wat komt er in je slot?
  8. Zoek de antwoorden op in de tekst. Staan de antwoorden er niet in? Bedenk ze dan zelf!
  9. Start nu met het schrijven van je artikel!

Slide 9 - Slide

Tekstschema
Tip
Maak bij je voorbereiding een tektschema, zoals hiernaast staat.

Slide 10 - Slide

Instructie actief formuleren
Als je een zin actief formuleert, maak je duidelijk 'wie' iets doet. Actief geformuleerde zinnen zijn makkelijk te lezen, omdat ze duidelijker zijn. Meestal zijn ze ook korter.

Slide 11 - Slide

Actief formuleren
1.Kort 
2. Duidelijk
3. Je weet WIE het doet.

Slide 12 - Slide

Actief formuleren: voorbeelden
De zinnen worden korter en overtuigender. Je weet WIE iets doet.
-Wij moeten het regenwoud redden -> actief.
-Het regenwoud moet gered worden -> passief
OF
-Deze reacties zijn door leerlingen geschreven.
-De leerlingen hebben de reacties geschreven.

Slide 13 - Slide

Daar zijn ze weer.....
Welkom!

Slide 14 - Slide

Klaar? Laatste check!
  • Controleer de inhoud: heb je alle informatie goed in de tekst staan?

  • Controleer het taalgebruik: kijk alle woorden en zinnen goed na en verbeter eventuele spelfouten. Gebruik een woordenboek als je niet weet hoe je een woord moet spellen. Let ook op leestekens.

  • Controleer de conventies (regels): zorg dat de indeling klopt en de tekst er verzorgd uitziet (witregels).


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Zelf aan de slag
  • Wat?  artikel schrijven.
  • Wanneer?   In de les (en thuis als het niet af is). Volgende les inleveren. 
  • Waarom?   Je krijgt hier weer 0,5 punt op bij de toets van 27 januari. 
  • Hoe?   Zachtjes overleggen of in stilte.

  • Klaar?  Maak een oefenexamen via de website
    oefenen.facet.onl (ga naar vo-toetsen en -examens,
    centrale examens en zoek dan op Nederlands. BB staat voor basis, KB staat voor kader) 

Slide 17 - Slide