This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hart en vaatziekten
Slide 1 - Slide
LESPLANNING:
Uitleg theorie hartslag meten
Instructie filmpje
Theorie thema 1welvartsziekten en thema 2 H8
Slide 2 - Slide
Hartslag meten
Waarom?
Nieuwsgierigheid - sporten - regelmatig - advies arts
Hoe ontstaat het?
hart pompt > organen, rust en inspanning
Wat is het hartritme?
In rust: 60 - 100x pm
Bij inspanning: 160 - 180x pm
Slide 3 - Slide
Wat is een gemiddelde hartslag in rust?
60 - 80 slagen pm
Slide 4 - Slide
Wat is een gemiddelde hartslag na inspanning?
Hoe komt het dat de hartslag omhoog gaat bij inspanning?
Slide 5 - Slide
hartslag meten - uitvoeren
1. Ga ongeveer 10 minuten rustig zitten.
2. Plaats 2 vingers op de binnenkant van je pols/nek
3. Gebruik een zandloper.
4. Tel 15 seconden je hartslag en vermenigvuldig dit met 4 om je hartslag per minuut te weten.
Uitvoeren!!
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Wat is bloeddruk?
Het hart pompt het bloed met flinke kracht door het lichaam.
Dat zorgt voor druk op de bloedvaten
Slide 8 - Slide
Oorzaken te hoge bloeddruk?
medicijnen
anti-conceptiepil
drop en zoethout
sommige kruiden
koffie/thee
tabak/alcohol/roken
ongezonde leefstijl
Slide 9 - Slide
Gevolgen te hoge bloeddruk?
beschadiging organen (ogen/nieren)
hartinfarct
herseninfarct
hersenbloeding
Slide 10 - Slide
Twee waarden
Bovendruk en onderdruk
Slide 11 - Slide
Waarom wil je je bloeddruk weten?
schade voorkomen
op tijd ingrijpen
starten gezonde leefstijl
medicijnen
Slide 12 - Slide
Medische term te hoge bloeddruk?
hypertensie
Slide 13 - Slide
Medische term voor te lage bloeddruk?
hypotensie
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Video
Wat is belangrijk voor een betrouwbare meting?
zelfde tijd, apparaat en manier
Slide 17 - Slide
Wat meet je precies als je iemands bloeddruk meet?
A
De snelheid waarmee het bloed vervoert wordt
B
De druk van het bloed op de wand van het bloedvat.
C
De hoeveelheid rode bloedcellen in het bloed
D
Hoe vaak het hart per minuut slaat
Slide 18 - Quiz
Vraag 5: De arts heeft de handen gedesinfecteerd bij binnenkomst, meet de bloeddruk en neemt vervolgens bloed af bij de patiënt. Moet je tussen deze twee situaties je handen desinfecteren?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
Wat meten we bij de bloeddruk?
A
De druk in de venen
B
het hartminuutvolume
C
De boven- en onderdruk in de slagaders
D
De druk in de haarvaten
Slide 20 - Quiz
Als je een bloeddruk van 180/95 mmHg meet met de manometer-bloeddrukmeter bij jouw cliënt (volwassen), geef je deze waarde door aan de arts.
A
Juist, want een bloeddruk van 180/95 mmHg is te hoog.
B
Onjuist, deze waarden vallen binnen de marges.
Slide 21 - Quiz
Welke manier van bloeddruk meten is het meest betrouwbaar?
A
Handmatig bloeddruk meten.
B
Digitaal bloeddruk meten.
Slide 22 - Quiz
Voor dat ik een bloeddruk ga meten bij een patiënt pas ik handhygiëne toe.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Aan welke arm meet je de bloeddruk het liefst?
A
dominante arm
B
niet-dominante arm
Slide 24 - Quiz
Bij het meten van de bloeddruk kijk je naar de druk in de bloedvaten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste houding bij het meten van de bloeddruk?
A
Zittend met de rug naar voren gebogen
B
Zittend met beide voeten op de grond
Slide 26 - Quiz
Wat betekenen de woorden in de medische terminologie? Als je de bloeddruk opmeet, meet je de...........
A
tensie
B
systolische druk
C
suspensie
Slide 27 - Quiz
Wanneer je de bloeddruk meet moet je vooral letten op:
A
Dat er geen wond aan die arm zit
B
De voorkeurshouding van de zorgvrager
C
Dat de manchet luchtvrij is voor je begint
D
niet praten tijdens de meting
Slide 28 - Quiz
met een saturatiemeter kan je
A
de zuurstof in het bloed meten
B
de hartslag meten
C
De bloeddruk meten
D
het bewustzijn zien
Slide 29 - Quiz
mw. Kooijker is 77 jaar en sinds gisteren opgenomen in een verpleeghuis. Als je 's ochtends haar bloeddruk meet, stel je vast dat de 150/100 is. Wat betekent deze waarde?
A
de bloeddruk is goed
B
de bloeddruk is te hoog
C
de bloeddruk is te laag
Slide 30 - Quiz
Bloeddruk meten: stelling 1: je meet twee momenten, moment 1 is de bovendruk moment 2 is de onderdruk. stelling 2: je meet 1 moment tijdens het meten van de bloeddruk stelling 3: je meet 2 momenten tijdens het meten van de bloeddruk, moment 1 is de onderdruk, moment 2 is de bovendruk
A
stelling 1
B
stelling 2
C
stelling 3
Slide 31 - Quiz
Als je in het tweede jaar stage loopt mag je ten alle tijden een bloeddruk meten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Wat is een welvaartziekte?
Ziekte die ontstaat door een overdadige levensstijl als gevolg van een hoge welvaart.
Mensen hebben meer geld te besteden, er zijn meer producten te verkrijgen en ook makkelijker te verkrijgen