This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Schrijven/geven van een instructie
Via Vervolg deel A
Thema 2 hoofdstuk 4
schrijven
Nederlands
Slide 1 - Slide
Programma
Terugblik
Les + doelen
Ophalen voorkennis
Theorie + opdracht
Werkboek blz.143-146
Werken aan opdracht
Zelfstandig werken
Evaluatie
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
- weet je welke onderdelen in een instructie aanwezig moeten zijn
- heb je zelf een instructie gegeven
- heb je van een medestudent feedback gekregen op je instructie
- heb je een medestudent feedback gegeven
Slide 3 - Slide
Kun je een voorbeeld van een instructie noemen?
Slide 4 - Open question
Welke kenmerken heeft een instructie (kijk naar vorm en inhoud)?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Instructie
In een instructie leg je uit hoe iets werkt of hoe je iets moet doen. Een instructie moet duidelijk zijn voor de lezer. Vraag je daarom eerst af wie de lezer is en wat de lezer wel of niet weet.
Geef de uitleg in stappen en markeer die stappen met nummers en/of opsommingstekens en signaalwoorden
Beschrijf eventueel per stap het resultaat, zodat de lezer kan controleren of hij het goed doet.
Verduidelijk de instructie met afbeeldingen.
Slide 8 - Slide
Welke opsommingstekens gebruik je in een instructie?
Slide 9 - Open question
Wanneer gebruik je cijfers als opsommingstekens?
A
...als de volgorde ertoe doet
B
...als je dat mooier vindt
C
... als je alle stappen wilt controleren
D
...geen van de antwoorden zijn juist
Slide 10 - Quiz
Welke signaalwoorden gebruik je in een instructie?
Slide 11 - Mind map
Vaste onderdelen instructie
- een kopje (titel)
- een inleiding
- materialen die je nodig hebt
- de stappen
- het resultaat van de stappen (evt.)
Slide 12 - Slide
Taalgebruik en opmaak
- begin elke stap met een werkwoord in de gebiedende wijs
- zinnen niet langer dan 10 tot 12 woorden
- gebruik opsommingstekens en signaalwoorden
- afbeeldingen toevoegen
Slide 13 - Slide
Gebiedende wijs
Ga weg!
Stop!
Ren voor je leven!
In de gebiedende wijs staat geen onderwerp. Het onderwerp is weggelaten.
Ga (jij) weg.
Stop (jij).
Ren (jij) voor je leven.
Slide 14 - Slide
Opdracht
Hiervoor heb je een boterham, mes, boter en pindakaas/chocopasta nodig.
Geef de docent instructies om de boterham met pindakaas te smeren. Wees duidelijk in je taalgebruik en hanteer het geleerde uit de les. Gebruik gebiedende wijs!
Let op: iedereen geeft om de beurt een instructie aan de docent. Aan het einde van de opdracht geven wij elkaar feedback op de instructies die wij hebben gegeven.