Le lo la

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Maak een Nederlandse zin met een lijdend voorwerp én een meewerkend voorwerp. Geef aan wat wat is.

Vervoeg het werkwoord gustar

Welke zin klopt?

1. a él doy un regalo
2. doy le un regalo
3. le doy un regalo
4. a él doyle un regalo

¿Quieres una taza de té?

1. Sí, lo quiero
2. Sí, la quiero
3. Sí, los quiero
4. Sí, las quiero

Juan tiene las llaves de Elisa.
Elisa dice:

1. ¡dámelos!
2. ¡dámelas!
3. ¡los dame!
4. ¡las dame!

¿Has hecho los deberes?
Sí, ___ ___ ______

Las chicas dan unas naranjas al profesor.

El estudiante trae un libro (a ti).

¡Compra una regalo para las niñas!

A trabajar

Compañeros p. 86 ej. 2

Compañeros p. 87 ej. 3

Compañeros p. 84 ej. 4

= deberes para el lunes

Klaar? Bereid je mondeling voor!

Maandag het 7e uur vrij?

• Op SOM komt een foto te staan. Maak een opname van 2 minuten waarin je die foto beschrijft.
• Maak een opname van 5 minuten waarin je antwoord geeft op vragen van het mondeling over gezondheid.
• Luister beide opnamen terug. Schrijf per onderdeel 3 mooie zinnen op die je gemaakt hebt, de woorden die je niet wist en jouw verbeterpunten.
• Lever het geheel  (audio + analyse) uiterlijk zondag 22.00 in via mail, SOM of app.
• Doe je dat niet, dan ga je met deze opdrachten aan de slag tijdens het 7e uur.