Starttaal vooraf T5 H1 extra: woorden herhalen

Nederlands
THEMA 5     VERVOER 


H1
moeilijke woorden 
(herhalen)

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands
THEMA 5     VERVOER 


H1
moeilijke woorden 
(herhalen)

Slide 1 - Slide

Themawoorden                       .


Wat hoort bij welke betekenis?
Kies het antwoord.

voorkennis
activeren

Slide 2 - Slide

het ongeluk
de machinist
de file
het openbaar vervoer
het verkeer

Slide 3 - Drag question

Het bewijs dat je betaald hebt om regelmatig ergens gebruik van te maken.
De vaste tijd waarop treinen, trams of bussen rijden.
Als je door omstandigheden later aankomt dan normaal.
De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
Iets (een middel) waarmee je je verplaatst.
Het abonnement
De dienstregeling
De vertraging
De spits
Het vervoermiddel

Slide 4 - Drag question

Themawoorden                       .


Wat hoort bij welke betekenis?
Kies het antwoord.

voorkennis
activeren

Slide 5 - Slide

Iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of bus.
A
de passagier
B
de chauffeur
C
de boete
D
de conducteur

Slide 6 - Quiz

De drukste uren in het verkeer.
bijvoorbeeld in de ochtend en aan het einde van de dag.
A
het vervoersmiddel
B
het rijbewijs
C
het verkeer
D
de spits

Slide 7 - Quiz

Als je door omstandigheden
later komt dan gepland,
dan heb je
A
verzekering
B
vertraging
C
verstand
D
verschillend

Slide 8 - Quiz

Een tijdsschema met daarin
vaste vertrektijden
van bijvoorbeeld treinen, trams of bussen.
A
dienstverband
B
dienstrooster
C
dienstvervoer
D
dienstregeling

Slide 9 - Quiz

Alle mensen en voertuigen
die zich verplaatsen
op de weg, op de stoep, door de lucht of in het water.
A
het verkeer
B
het vervoer
C
de spits
D
de reis

Slide 10 - Quiz

Het verplaatsen van
mensen, dieren of spullen met
een vervoersmiddel.
A
het verkeer
B
het vervoer
C
de spits
D
de reis

Slide 11 - Quiz