Verkeer les 11

Verkeer les 11
1 / 37
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 8

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Verkeer les 11

Slide 1 - Slide

Doelen
1. Ik kan uitleggen wie ik voorrang moet geven op een gewone kruising. 
2. Ik kan uitleggen wie wanneer voorgaat. 
3. Ik laat zien dat ik geen voorrang neem, wanneer dit voor anderen en mij gevaar oplevert. 
4. Ik besef dat ik steeds mijn omgeving moet scannen, zodat anderen en ik vlot en veilig door kunnen gaan. 

Slide 2 - Slide

Wat is een gewone kruising?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Gewone kruising
- Kruising zonder borden en tekens
- Een verharde weg van stenen of asfalt


Slide 5 - Slide

Voorrang gewone kruising
- Bestuurders van rechts
- Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor


Slide 6 - Slide

Voorrang voetgangers
- Uitrit
- Parkeervak
- Auto die achteruitrijdt
- Oversteken bij zebrapad
- Gaan voor als ander verkeer op dezelfde weg wil afslaan

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vraag 1
Voorrangsregels

Slide 9 - Slide

In welke foto heeft Julia met voorrangsregels te maken?
A
B
C

Slide 10 - Quiz

Vraag 2
Fietser op de kruising

Slide 11 - Slide

Welke voorrangsregels gelden voor Isabel?

Dit is een gewone kruising / voorrangskruising
Want het is een weg zonder asfalt / voorrangsborden
De auto komt van links / rechts
Isabel moet dus voorrang geven / krijgen

Slide 12 - Slide

Vraag 3
Oversteken

Slide 13 - Slide

Dorien wil oversteken, de auto slaat linksaf. 
Wie gaat er eerst?

Slide 14 - Drag question

Vraag 4
Voetganger op de kruising

Slide 15 - Slide

Ward en de fietser willen rechtdoor. De auto wil linksaf.
Welke twee verkeersregels gelden hier voor Ward?
A
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor
B
Ward hoeft geen voorrang te krijgen, want hij is voetganger
C
Ward moet de auto voor laten gaan
D
Ward moet voorrang krijgen van de fietser

Slide 16 - Quiz

Vraag 5
Voorrang nemen of krijgen?

Slide 17 - Slide

Moet Boris voorrang nemen als de motor van rechts voorbij is?
A
ja, want bij een gewone kruising moet je voorrang krijgen van de andere bestuurders van links
B
ja, want bij een gewone kruising moet je voorrang krijgen van de andere bestuurders van rechts
C
nee, want Boris weet niet zeker of de auto hem ziet en eerst laat gaan
D
nee, want de auto rijdt op een voorrangsweg

Slide 18 - Quiz

Vraag 6
Verschillende kruisingen

Slide 19 - Slide

Waar zie je een gewone kruising?
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz

Waarom is dit een gewone kruising?

Slide 21 - Open question

Vraag 7
Wie gaat eerst?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Drag question

Vraag 8
Een rouwstoet

Slide 26 - Slide

Shaun krijgt te maken met een rouwstoet.
Waaraan is een rouwstoet te herkennen?
A
Aan de vele auto's
B
Aan de zwarte vlaggetjes op de auto's

Slide 27 - Quiz

Shaun krijgt te maken met een rouwstoet.
Wat kan Shaun doen uit respect?
A
Doorfietsen
B
Wachten en de stoet voor laten gaan

Slide 28 - Quiz

Vraag 9
Verkeer uit een zijweg

Slide 29 - Slide

Dorien wil oversteken, de auto wil rechtsaf.
Wie gaat eerst?
A
De auto, want hij gaat rechtsaf
B
De auto want hij komt uit een zijweg
C
Dorien, want zij gaat rechtdoor
D
Dorien, want zij komt van rechts

Slide 30 - Quiz

Vraag 10
Wat is waar?

Slide 31 - Slide

Sabine wil links afslaan, de voetganger en de auto willen rechtdoor.
Welke zin past bij de foto?
A
Sabine gaat eerst, want linksafslaand verkeer gaat voor rechtdoorgaand verkeer
B
Sabine moet voorrang geven aan de auto en de voetganger voor laten gaan
C
Sabine moet voorrang krijgen, want zij komt van links

Slide 32 - Quiz

Vraag 11
Uitkijken!

Slide 33 - Slide

Fiene wil oversteken en scant haar omgeving.
Welke twee zinnen passen er het beste bij?
A
De fietser mag eerst, want hij komt uit een zijweg
B
Fiene mag eerst, omdat ze bij een zebrapad wil oversteken
C
Fiene kan het beste oogcontact maken met de fietser, voordat ze oversteekt
D
Fiene kan het beste rennend naar de overkant gaan

Slide 34 - Quiz

Vraag 12
Wat nu?!

Slide 35 - Slide

Vier bestuurders zijn op hetzelfde moment bij de kruising.
Cas mag eerst. Welk advies kun je hem het beste geven?

Slide 36 - Open question

Doelen
1. Ik kan uitleggen wie ik voorrang moet geven op een gewone kruising. 
2. Ik kan uitleggen wie wanneer voorgaat. 
3. Ik laat zien dat ik geen voorrang neem, wanneer dit voor anderen en mij gevaar oplevert. 
4. Ik besef dat ik steeds mijn omgeving moet scannen, zodat anderen en ik vlot en veilig door kunnen gaan. 

Slide 37 - Slide