Het gezin

• NT2
• Basisschool
• Groep 5

Ja,  ik heb een broer.

Ja,  ik heb een broertje.

Heb jij een broer of een broertje?

Nee,  ik heb geen ...

De kinderen stellen elkaar deze vraag.

Ja,  ik heb een zus.

Ja,  ik heb een zusje.

Heb jij een zus of een zusje?

Nee,  ik heb geen ...

De kinderen stellen elkaar deze vraag.

Welke gezinsleden
ken jij nog meer?

de baby

WIE / WAT IS DIT?

Maak een zin met ...

de vader

WIE / WAT IS DIE MAN?

Maak een zin met ...

de moeder

WIE / WAT IS DIE VROUW?

Maak een zin met ...

de broer

en

de zus

WIE / WAT ZIJN DIT?

Maak een zin met ...

de hond

WAT IS DIT?

Maak een zin met ...

de poes

de kat

WAT IS DIT?

Maak een zin met ...

Ken je meer woorden met oe? ...

het huis

de woning

WAT IS DIT?

Maak een zin met ...

Ken je meer woorden met ui ? ...

de auto

WAT IS DIT?

Maak een zin met ...

Ken je meer woorden met au of ou? ...

KLANKEN

Kaartjes met klanken nodig. Je zegt een woord en de kinderen houden de klank die ze horen omhoog.

Noem een woord met de klank . . .

Geef een slinger aan het wiel, weten de kinderen een woord met de oe, de au of de ui?

Wat is weg?

Wat is weg?

Volgende les