This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H1 par 5 De bank betaald
Slide 1 - Slide
Begin les
Binnenkomen – rustig, niet rennen of drukken
Aan tafel gaan zitten
Spullen op tafel – boek, I-pad en rekenmachine
Mobiel in je tas - tenzij de docent anders zegt
Tas op de grond
Aandacht bij de docent – stil, met gezicht naar docent
Slide 2 - Slide
Wat is belangrijk bij economie?
Opdrachten maak je in je boek.
In je boek staat steeds eerst de vraag, daarna komt meestal een uitleg hierover. Lees dus je stukken tekst!
Bij je opdrachten en huiswerk geef je bij berekeningen ook altijd de berekening die je gemaakt hebt. Alleen het antwoord is onvoldoende en wordt afgekeurd.
Bij je opdrachten en huiswerk geef je bij open vragen waarbij een uitleg gevraagd is, altijd een uitleg in de vorm van een goed lopende zin.
Neem je rekenmachine mee naar iedere les!
Je zorgt dat je huiswerk gemaakt is of een briefje.
Stel vragen als je iets niet snapt!!!
Slide 3 - Slide
Hoger of lager? Het minimumloon ligt ................... dan het minimumjeugdloon.
A
hoger
B
lager
C
Gelijk
Slide 4 - Quiz
Bart is 15 jaar en werkt bij de AH. Dit doet hij elke avond van 18.00 - 20.00u. Mag dit?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Doelen van deze les
Na deze les kun je:
beschrijven welke redenen je kunt hebben om geld te sparen of te lenen
uitleggen hoe sparen of lenen werkt
Wat is rente
de kosten van een lening berekenen
hoe bereken je de rente
een percentage berekenen
Slide 6 - Slide
0
Slide 7 - Video
Slide 8 - Slide
Spaarmotieven
sparen voor een doel
sparen uit voorzorg sparen voor de rente
Slide 9 - Slide
€ 500,-
Jij krijgt rente 3%
€ 500,-
Ik betaal rente 10%
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
huiswerk maken
paragraaf 5 en rekentrainer paragraaf 5
Slide 13 - Slide
Wat is geen reden om te sparen?
A
Sparen uit voorzorg
B
Sparen als rekenmiddel
C
Sparen voor rente
D
Sparen voor een doel
Slide 14 - Quiz
Op je spaarrekening heb je € 450 gezet. Je krijgt 0,5% rente per jaar. Hoeveel euro rente krijg je na één jaar?
A
€ 225
B
€ 0,23
C
€ 22,50
D
€ 2,25
Slide 15 - Quiz
Wat is geen functie van geld?
A
Spaarmiddel
B
Ruilmiddel
C
Waardemiddel
D
Rekenmiddel
Slide 16 - Quiz
Lenen
Slide 17 - Mind map
Redenen om te lenen
Nu iets duurs willen kopen
Onverwacht dringend geld nodig
Slide 18 - Slide
Lenen bij de bank
Vereiste: meerderjarig
Betalen in maandtermijnen: vast bedrag per maand dat je aan de bank moet betalen
Slide 19 - Slide
Maandtermijn
Bestaat uit:
Aflossen = terugbetalen geleend geld
Rente = vergoeding aan de bank voor het geld dat je leent
Formule: Rente = aantal maandtermijnen x maandtermijn - lening
Slide 20 - Slide
Je leent € 5.000 en betaalt terug in maandelijkse termijnen van € 429. De looptijd van de lening is 1 jaar. Wat is het rentebedrag over deze 1 jaar?
Slide 21 - Open question
Percentage berekenen
Formule: aantal of bedrag ÷ totaal x 100
Slide 22 - Slide
De rente is € 148 per jaar. De lening is € 5.000. Hoeveel procent is de rente van de lening? Rond af op één decimaal.
Slide 23 - Open question
Wat wordt met deze waarschuwing bedoeld?
Slide 24 - Open question
Wat is geen reden om te lenen?
A
Lenen om een auto te kopen
B
Lenen om een tekort op te vangen
C
Lenen om een huis te kopen
D
Lenen uit voorzorg
Slide 25 - Quiz
Wat is niet van toepassing op de maandtermijn?
A
Spaarrente
B
Leenrente
C
Vast bedrag
D
Aflossing
Slide 26 - Quiz
Je leent € 2.000 en betaalt terug in maandelijkse termijnen van € 58. De looptijd van de lening is 3 jaar. Wat is het rentebedrag over deze 3 jaar?
A
€ 146
B
€ 88
C
€ 30
D
€ 58
Slide 27 - Quiz
De rente is € 15 per jaar. De lening is € 200. Hoeveel procent is de rente van de lening?