KL1P3 TV A1

KL1P3 TV A1
Spelling: wie bepaalt hoe het hoort?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

KL1P3 TV A1
Spelling: wie bepaalt hoe het hoort?

Slide 1 - Slide

Pak je schrift en noteer wat ik voorlees. 
Let op: noteer het zoals het KLINKT (dus: fonetisch) 
en hou geen rekening met de spellingsregels! 

Slide 2 - Slide

Ziet het er zo uit? 
Waarom fint meiun dosent Nedurlands goet spellen so bulanreik? Ju weet tog wat ic bedoel?

Slide 3 - Slide

Ziet het er zo uit? 
Waarom fint meiun dosent Nedurlands goet spellen so bulanreik? Ju weet tog wat ic bedoel?

Het 'hoort' zo:
Waarom vindt mijn docent Nederlands goed spellen zo belangrijk? Je weet toch wat ik bedoel? 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Waarom zouden er spellingsregels zijn?

Slide 6 - Mind map

Schrijver & lezer: communicatie
1. iedereen 'hoort' iets anders en schrijft daardoor iets anders
> de lezer moet meer nadenken over wat bedoeld wordt
> één systeem = efficiënte communicatie
2. correcte spelling = aandacht, respect, zorgvuldigheid
> je maakt een 'goede' indruk 

Slide 7 - Slide

basisprincipes bij spelling 
1. uitspraak
2. etymologie
3. analogie

Slide 8 - Slide

uitspraak
We spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord.

Met standaarduitspraak wordt bedoeld: een uitspraak die niet gekleurd is door de woonplaats, leeftijd of andere kenmerken van een bepaalde spreker. We spellen dus niet srijfer of schraaiver, maar schrijver. 

Slide 9 - Slide

etymologie
Waar komt een woord vandaan? 
Veel woorden worden nog helemaal of gedeeltelijk volgens hun oorsprong gespeld. De spelling gaat dan terug op de vroegere uitspraak of op de spelling in de taal van herkomst.
Daarom hebben woorden zoals theater en bibliotheek nog een h, die je overigens niet hoort.

Slide 10 - Slide

analogie
Hoe spellen we vergelijkbare woorden?
Woorden die op een vergelijkbare manier gevormd zijn, worden op een overeenkomstige manier gespeld worden. 
breedte (zoals diepte)
fietsster (zoals arbeidster)
hij wordt (zoals hij werkt)

Slide 11 - Slide

autoriteiten
woordenboek
woordenlijst
handboeken

Slide 12 - Slide

Aan de slag 
Lees de tekst op blz. 258-259 
Maak opdracht 1 t/m 7 op blz. 260

Slide 13 - Slide