Vendredi le 25 août
1 / 23
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Wanneer beginnen de scholen in Frankrijk?
A
augustus
B
september
C
oktober
D
zijn al begonnen
Slide 3 - Quiz
waar had ze graag willen blijven?
A
school
B
vakantie
C
kamer
D
thuis
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wat betekent: het vliegtuig? (Unité 1)
A
l'autoroute
B
l'avion
C
l'aéroport
D
la voiture
Slide 8 - Quiz
Wat betekent: rennen? (Unité 2)
A
courir
B
nager
C
rouler
D
rendre
Slide 9 - Quiz
Wat betekent: zwaar? (Unité 3)
A
grave
B
léger
C
mou
D
lourd
Slide 10 - Quiz
Wat betekent: sterkte? (Unité 4)
A
bonne route
B
bon rétablissement
C
bon courage
D
bonne chance
Slide 11 - Quiz
Wat betekent: zijn zorgen vergeten? (Unité 6)
A
oublier ses douleurs
B
oublier ses soucis
C
oublier ses clés
D
juste oublier
Slide 12 - Quiz
Wat zijn de 3 groepen werkwoorden in het Frans? Werkwoorden die eindigen op.....
Slide 13 - Mind map
Welke tijden heb je vorig jaar geleerd?
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 14 - Quiz
Wat is hier de juiste passé composé vorm? (Unité 1)
A
elle est allé
B
elle a allé
C
elle est allée
D
elle allait
Slide 15 - Quiz
Welke tijd ga je denk je leren dit schooljaar?
Slide 16 - Open question
Wat is de vertaling van het woord: mijn (vrouwelijke vorm)? (Unité 2)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa
Slide 17 - Quiz
Noem in het Frans 3 bijvoeglijke naamwoorden. (Unité 3)
Slide 18 - Open question
Hoe zeg je in het Frans? (Unité 4)
Ik heb pijn aan mijn been.
Ik heb pijn aan mijn been.
