Bezittelijk vnw en wederkerend ww

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Jouw vader (père)

1. ton père
2. ta père
3. tes père
4. son père

Mijn zus (soeur)

1. mon soeur
2. ma soeur
3. mes soeur
4. sa soeur

Haar broer (frère)

1. son frère
2. ses frère
3. sa frère
4. mon frère

LET OP!

Wanneer een zelfstandig nmw met een klinker (a,e,i,o,u) --> altijd mon,ton,son

Mijn vriendin (amie)

1. ma amie
2. mon amie
3. mes amie
4. ton amie

Hun pen

1. leur stylo
2. leurs stylo
3. notre stylo
4. nos stylos

Hun pennen

1. leur stylo
2. leurs stylo
3. notre stylo
4. nos stylos

Wederkerend ww 

Vertelt iets over zich/elkaar/ons ; Een wederkerend ww heeft een wederkerend voornaamwoord zoals zich: zich wassen, zich vergissen, enz.

Ik vraag me af

Zij wast zich

Jullie vragen je af

In het Nederlands:

Ik vraag me af

Jij vraagt je af

Hij vraagt zich af

Wij vragen ons af

Jullie vragen je af

Zij vragen zich af

In het Frans:

me/m'
te/t'

se/s'

nous

vous

se

Wat valt je op?

Voornaamwoord staat voor het werkwoord

Het werkwoord wordt vervoegd
!

Nous nous staat er twee keer

Vous vous staat er twee keer

Je herkent een wederkerend werkwoord aan ‘’se’’ = zich

ik was me

1. je lave me
2. je me lave
3. je te lave
4. je se lave

Wij vragen ons af

1. nous se demandons
2. nous nous demandons
3. nous vous demandez
4. nous on demandons

Jullie kleden je aan (s'habiller)

Vragen stellen

Vous mangez une pomme

1.  ? --> Vous mangez une pomme?
2. est-ce que --> Est-ce que vous mangez une pomme?
3. inversie --> Mangez-vous une pomme?