1. He told me he
might go if he felt like it, but wasn't sure yet. ( onzeker)
(Hij zei mij dat hij zou gaan als hij geen zin meer had, maar hij wist het nog niet zeker.)
2. I might join the drama club. (onzeker)
(Ik zou mij kunnen aanmelden bij de toneelclub.)
3. The teacher says we may leave after we finished our homework. ( toestemming)
(De leraar zegt dat wij kunnen weggaan als wij ons huiswerk af hebben.)
4. Employees may use their discount card when shopping at the store. ( toestemming)
(Medewerkers mogen hun kortingkaart gebruiken wanneer zij winkelen.)
5. My boss asked me if I might be able to work some extra hours. ( onzeker)
(Mijn baas vroeg ik zou kunnen overwerken.)
.