Hoe maak je de passé composé ?
Deze tijd maak je met een vorm van avoir + het voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord van een werkwoord dat eindigt op -er maak je als volgt:
1. -er haal je van het hele werkwoord af. Dan houd je de stam over.
Bijvoorbeeld: Parler -er = parl
2. plak é achter de stam.
De passé composé zijn er twee
dus: parlé is het voltooid deelwoord van parler (= praten)
Ik heb gepraat = J'ai parlé