This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Geef van elke activiteit aan of deze voornamelijk hoort bij de werkgever of de werknemer
Werkgever
Werknemer
1) Taken uitvoeren
2) Verantwoordelijkheid voor het bedrijf
3) Werken in loondienst
4) Zorgen voor goede arbeidsomstandigheden
Slide 2 - Drag question
Wat is een bedrijfstak en geef er een voorbeeld van.
Slide 3 - Open question
Loonbelasting en premies worden ingehouden op je
Het salaris dat op je rekening wordt gestort is je
Brutoloon
Nettoloon
Slide 4 - Drag question
Het brutoloon van Jeppe is €4116. Zijn nettoloon is €2798. Bereken hoeveel procent van zijn brutoloon wordt ingehouden aan loonbelasting en sociale premies.
Slide 5 - Open question
Wilco verdient €16,25 bruto per uur. Hiervan gaat 37% naar de loonbelasting en sociale premies. Deze maand werkte Wilco 116 uur. Welk bedrag krijgt Wilco deze maand uitbetaald?
Slide 6 - Open question
Het minimum jeugdloon geldt tot
A
16 jaar
B
18 jaar
C
21 jaar
D
23 jaar
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je iemand alleen die met een eigen onderneming zijn inkomen verdient?
Slide 8 - Open question
Kan iemand met een eenmanszaak personeel in dienst hebben?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Johannes en Joachim hebben samen een ijssalon. Ze hebben samen de leiding en geven geen aandelen uit. Welke ondernemingsvorm heeft hun bedrijf?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
Besloten vennootschap
D
Naamloze vennootschap
Slide 10 - Quiz
Specialisatie kan ervoor zorgen dat een bedrijf beter gaat presteren. Geef hiervoor een verklaring
Slide 11 - Open question
Leg met behulp van een voorbeeld uit wat maatschappelijke arbeidsverdeling is.
Slide 12 - Open question
Een docent werkt in de ...
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertaire sector
D
Quartaire sector
Slide 13 - Quiz
Van wie komt de vraag naar arbeid?
A
De beroepsbevolking
B
De werkgevers
C
De werklozen
D
De werknemers
Slide 14 - Quiz
Welk begrip past bij de volgende omschrijving; Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.
Slide 15 - Open question
Lees de onderstaande zinnen en geef aan waar het bij hoort.
Formele sector
Informele sector
1) Arnold is onderwijsassistent op een basisschool
2) Fatima woont thuis en helpt haar moeder vaak bij het huishouden
3) Janneke doet regelmatig vrijwilligerswerk op de kinderboederij
4) Maarten werkt als instructeur bij een rijschool
Slide 16 - Drag question
In welke gevallen wordt de Algemene wet gelijke behandeling overtreden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Aron krijgt de baan niet omdat hij te weinig werkervaring heeft
B
Cees wordt afgewezen voor een baan als chauffeur omdat hij 55 jaar is
C
Lynn wordt niet aangenomen omdat de wet verbeidt dat een 15-jarige achter de kassa zit
D
Lesley mag niet in het restaurant wreken omdat hij een migratieachtergrond heeft
Slide 17 - Quiz
Myriam is 17 en verdient het minimumjeugdloon. Op dat moment is dat €149,09 per week, maar na haar verjaardag gaat ze 26,5% meer verdienen. Bereken haar nieuwe weekloon
Slide 18 - Open question
Hoe noem je de overheidsinstelling die je helpt bij het vinden van een nieuwe baan en die beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering?
A
Het UWV
B
De arbeidsinspectie
C
ZZP
D
Het CBS
Slide 19 - Quiz
Holland Food nv heeft afgelopen jaar winst gemaakt. Alle aandeelhouders krijgen per aandeel €0,14 dividend uitbetaald. Eva heeft 1600 aandelen. Hoeveel dividend ontvangt zij?
Slide 20 - Open question
Er zijn periodes waarin het goed gaat met de economie en periodes waarin het slecht gaat. Hoe noem je die golfbeweging van de economie?
Slide 21 - Open question
Welke van de onderstaande ontwikkelingen heeft structurele werkloosheid tot gevolg?
A
De afgelopen jaren is het slechter gegaan met de economie
B
Door vergrijzing krimpt de beroepsbevolking
C
Veel bedrijven verplaatsen de productie naar lagelonenlanden
D
Vernieuwende bedrijven zorgen voor vraag naar arbeid
Slide 22 - Quiz
In het verleden werden overheidsdiensten gevestigd in gebieden met weinig werkgelegenheid. Welke vorm van werkloosheid werd zo bestreden?
Slide 23 - Open question
Ga aan de slag
Maken herhalingsopdrachten hoofdstuk 5 (blz. 148 en 149)