les 3M 2/12: herhaling lezen h1

Na deze les

- Weet je wat een informatieve tekst is
- Weet je wat objectief/subjectief is
- Kun je tekstdoelen en tekstsoorten herkennen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Na deze les

- Weet je wat een informatieve tekst is
- Weet je wat objectief/subjectief is
- Kun je tekstdoelen en tekstsoorten herkennen

Slide 1 - Slide

Voorbeeld
Stelling: Ik vind dat de overheid roken moet verbieden.
Argumenten (voor de stelling):

* Uit onderzoek blijkt dat roken kanker veroorzaakt. (objectief: dit is een feit, deze informatie kun je controleren)
* Roken is ook schadelijk voor mensen om je heen, die niet roken. (objectief)
* Het is asociaal om te roken, want het stinkt en daar hebben andere mensen last van. (subjectief: dit is een mening)
* Als je rookt kom je er sneller lelijker uit te zien, dat wil toch niemand? 

Slide 2 - Slide

Het moet verboden worden om huiswerk te geven

Slide 3 - Slide

Doel opdracht mening geven
Zelf aan de slag met objectieve en subjectieve argumenten

Meningen en argumenten/antwoorden op een opdracht formuleren

Goed luisteren: eigen argumenten/antwoord vergelijken met die van een ander

Slide 4 - Slide

Opdracht mening geven
1. Je hoort een stelling van mij
2. Je schrijft  een objectief en subjectief argument op voor of tegen de stelling. Denk hier goed over na
3. Iedereen gaat staan. Ik wijs iemand aan die zijn of haar mening mét  argumenten opnoemt. Diegene gaat daarna zitten
4. Iedereen met ongeveer dezelfde mening, argumenten/antwoorden gaan zitten

5. We gaan door met de leerlingen die nu nog staan

Slide 5 - Slide

Oefenen met stellingen
  • Ieder tweetal kiest een stelling
  • De ene persoon is voor de stelling en de ander is tegen 

Voorbereiding
- Een van het tweetal bedenkt 4 argumenten vóór de stelling en 1 van het tweetal bedenkt 4 argumenten tégen de stelling
- Gebruik eventueel voor je objectieve stelling informatie op het internet
- Noteer: subjectief/ objectief argument (je moet minimaal 1 subjectief en objectief argument)
- Schrijf alle argumenten netjes onder elkaar en schrijf erbij of het argument objectief of subjectief is


Slide 6 - Slide

Herhaling
Functies inleiding
  • Onderwerp noemen
  • Aanleiding noemen
  • Vraag noemen
  • Mening schrijver geven

Slide 7 - Slide

Herhaling
Functies slot
  • Samenvatting geven
  • Conclusie geven
  • Advies geven 

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden
  • Opsommend: ten eerste, ook
  • Tegenstelling: maar, echter
  • Tijd(volgorde): voordat, terwijl
  • Uitleggend (voorbeeld): zoals, bijvoorbeeld
  • Reden(gevend): want, omdat
  • Conclusie: dus, dan ook 

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
Verwijzen naar andere woorden in de tekst

Vandaag is mijn zus naar de winkel gegaan. Toen zij daar was, heeft ze een nieuwe trui gekocht. Die zag er erg  mooi uit. 

Die, dus, wat, hem, haar, zijn

Slide 10 - Slide

Maken
Blz 110 opdracht 7 en 8

Slide 11 - Slide

Werkblad maken
Gebruik je boek: De theorie van lezen 1.3 en lezen 2.3

Slide 12 - Slide