11.3 Kracht en arbeid

11.3 Kracht en arbeid
Lesdoel;
Rekenen met de formule voor arbeid W = F x s 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

11.3 Kracht en arbeid
Lesdoel;
Rekenen met de formule voor arbeid W = F x s 

Slide 1 - Slide

Voorkennis
Welke manier gebruikten de Egyptenaren om hun stenen naar boven te krijgen ?

Slide 2 - Slide

Kinetische energie
Ek=21mv2

Slide 3 - Slide

Zwaarte-energie
Ez=mgh

Slide 4 - Slide

Arbeid
Als er een kracht wordt uitgeoefend én een afstand afgelegd, dan wordt er arbeid verricht.
Arbeid = kracht x afstand          W = F x s

W = arbeid in Nm (of J)
F = kracht (N)
s = afstand (m)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Een voorwerp ophijsen
De hijskracht is dan gemiddeld gelijk aan de zwaartekracht.

W =  F  x s   (Fz = Fhijs = m x g)
Je kunt ook E z =  m x g x h gebruiken.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Belang lesdoel
Arbeid komt regelmatig terug bij examens.
Je verricht elke dag arbeid en kunt nu arbeid besparen waardoor je minder moe wordt.

Slide 11 - Slide

Controlevragen
1  Noteer de formule voor:
- de arbeid
- de kinetische energie
- de zwaarte-energie
-de zwaartekracht

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Bereken de arbeid in de volgende situaties.
 

Twee paarden trekken een wagen.  De gezamenlijke trekkracht is 1300N en de afstand is 1,2km.  

Een kraan van een autosloopbedrijf tilt een auto 3m omhoog.
De massa van de auto is 940kg.  

Een luciferdoosje, van 10gram, wordt op een 78cm hoge tafel gelegd. 

Slide 14 - Slide

W = 1300NW = F・ s

s = 1,2km = 1200m 1300N ・1200m = 1560000Nm  

Een kraan van een autosloopbedrijf tilt een auto 3m omhoog.
De massa van de auto is 940kg.  
m = 940kg W = F・ s   h = 3m
W= 9400N・ 3m = 28200Nm ≈ 28 kJ  

Een luciferdoosje, van 10gram, wordt op een 78cm hoge tafel gelegd.
m = 10g = 0,01kg W = F・ s  

h = 78cm = 0,78m0,1N・ 0,78m = 0,078Nm

Slide 15 - Slide

Een baksteen van 2,5kg ligt op een bouwsteiger op
een hoogte van 3,2m.


a Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
   De baksteen valt naar beneden.  


b Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt.

 

Slide 16 - Slide


m = 2,5kg Ez = m ・g・ h  
h = 3,2m   Ez = 2,5kg ・ 10 ・ 3,2m = 80J  


Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt.  

Ez wordt omgezet in Ek ⟹ Ez = Ek
80 = ½ ・m ・v2
80 = ½・ 2,5 ・v2 ⟹ v2 = 64
v = 8m/s

Slide 17 - Slide


Een andere steen van 3,0kg valt van een hoogte van 20m.  

a Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt. 
 
b De steen heeft 2s nodig om 20m naar beneden te vallen. Laat met een berekening zien dat dit klopt. (lastig !)

Slide 18 - Slide

a Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt.
m = 3,0kg

h = 20m   
Ez = m ・g・ h  3,0・10・20 = 600J  

Ez = Ek
600 = ½ ・m ・v2
600 = ½・ 3,0 ・v2   

v = 20 m/s





Slide 19 - Slide

vb = 0m/s
ve = 20m/s 
vgem =
(vb+ve)/2
vgem = 10m/s  

t = s/vgem 
t = 20/10
t = 2s  
 

Slide 20 - Slide