Kapitel 3 les 6

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Kapitel 3. Das ist lecker!

Slide 3 - Slide

Periode 3
belangrijke data


week 15/16 proefwerkweek 9 april

week 17/18 meivakantie 18 april

Slide 4 - Slide

Periode 3
belangrijke info voor toets
- Wörterliste A, B, D, F en G (S. 114 + 115)
- Plauderecke C en H (S.116)
- Werkwoorden met stam op -s, -ss, z und ß (S.118)
- De woorden ein en kein (S.118)
- Regel feesttenten + voltooid deelwoord (S.186)

Slide 5 - Slide

Was machen wir Heute?
Luistertoets

Wiederholung Grammatik  
Aufgabe mit Wörterliste  
 
Ziel: Neue Wörter und Grammatik lernen und verwenden. Hören   üben


Slide 6 - Slide

Luistertoets



We gaan starten met de luistertoets, je hebt alleen een pen op tafel. 
Tijdens de luistertoets is het helemaal stil!!!!!
Je kijkt op je eigen blaadje. 
Het zijn meerkeuzevragen. Lees de vraag en de antwoorden, daarna luister je naar het gesprekje en geef je antwoord op de vraag op je lijntjespapier.

Slide 7 - Slide

Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -s klank
Wat is een -s klank? 
-s / ss
-z
- ß

Hoe zat het ook al weer met de feesttentenregel?
We maken een schema, schrijf mee!

Slide 8 - Slide

De basisuitgangen tegenwoordige tijd
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
(fe) e st t en t en
 

Stam op s
-e
-t
-t

-en
-t
-en

Slide 9 - Slide

(Sitzen) Du ..... neben Karin
A
sitzst
B
sitzt
C
sitze
D
sitzen

Slide 10 - Quiz

(beißen)Mein Hund (er) beißt alles kaput
A
Beißt
B
Beißst
C
Beißen
D
Beiße

Slide 11 - Quiz

(sagen) ........du mir deinen Namen?
A
sage
B
sagt
C
sagst
D
sagen

Slide 12 - Quiz

(schreiben) Dann .....
ich dir.
A
Schreibst
B
schreibt
C
shreiben
D
schreibe

Slide 13 - Quiz

(salzen) ..... du den Pfannkuchen?
A
salzt
B
salzst
C
salzen
D
salze

Slide 14 - Quiz

(genießen) Wir ...... das Essen
A
genießen
B
genieße
C
genießt
D
genießst

Slide 15 - Quiz

(heißen) Wie ...... du? Ich .... Knut
A
heißst / heiße
B
heißt/ heißt
C
heißt/heiße
D
heißen/heiße

Slide 16 - Quiz

oefenen voor de toetsweek
1. In Classroom vind je opdrachten die je op je laptop kunt oefenen (spellen)
2. Woordjes oefenen in WRTS/WOZZEL of QUIZLET

 

Slide 17 - Slide

Running Dictee
Je werkt met zijn 2-en
1 leerling blijft in de klas, deze schrijft
1 leerling rent naar de gang
zoek de woorden op de gang
ren terug naar het lokaal vertel de woorden/het woord aan je medeleerling, deze schrijft. Degene die rent mag niet schrijven, wissel na 10 woorden








.



Slide 18 - Slide