De komma:
Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin
Toen ik jou zag, maakte mijn hart een sprongetje.
In een opsomming
Ik heb vier so’s: Duits, Nederlands, wiskunde en biologie.
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden
Ik erger me aan zijn flauwe, platvloerse grappen.