2. Wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten.
3. Hoe je de verkoopprijs en consumentenprijs berekent.
Slide 2 - Slide
Productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
KANO
Voor het leveren van productiefactoren wordt je beloond!
Wat is nodig om iets te maken?
Dat zijn de 4 productiefactoren.
Slide 3 - Slide
Welke beloning krijg je voor productiefactoren?
Kapitaal ----> Rente
Arbeid ----> Loon
Natuur ----> Pacht
Ondernemerschap ----> Winst
Slide 4 - Slide
Bedrijfskolom
Toegevoegde
waarde
Door elke bewerking wordt het product meer waard.
Dit is voorbeeld van een bedrijfskolom.
Slide 5 - Slide
Kosten
Om producten te kunnen produceren, moet een bedrijf kosten maken. Deze kosten kun je opdelen in 2 groepen.
Om producten te kunnen produceren, moet een bedrijf kosten maken. Deze kosten kun je opdelen in 2 groepen.
Vaste kosten: heb je altijd, ook als je niks produceert.
Bijvoorbeeld: huur van een pand, afschrijving machines, verzekeringen.
Variabele kosten: kosten die afhankelijk zijn van de productie.
Bijvoorbeeld: inkoop grondstoffen, loon personeel en energiekosten.
Slide 6 - Slide
Afschrijving:
Hoeveel worden jouw kapitaalgoederen elk jaar minder waard?
Waarom moet je dit kunnen uitrekenen?
Je wil uiteindelijk weer nieuwe kapitaalgoederen aan kunnen schaffen.
Formule
Afschrijving per jaar = aanschafprijs : aantal gebruiksjaren.
Slide 7 - Slide
Voorbeeld 1
Je wilt over 5 jaar een nieuwe chipsmachine aanschaffen. Deze zal naar verwachting €38.500 kosten. Je kunt de machine nog voor €3500 verkopen.
Bereken de jaarlijkse afschrijfkosten.
Er moet nog €38.500 - €3500 = €35.000 gespaard worden in 5 jaar.
Per jaar is dat €35.000 : 5 = €7000
Slide 8 - Slide
Nu jij
Je wilt over 8 jaar een nieuwe vrachtwagen aanschaffen. Deze zal naar verwachting €78.500 kosten. Je kunt de vrachtwagen na 8 jaar nog voor €23500 verkopen.
Bereken de jaarlijkse & maandelijkse afschrijfkosten.
Er moet nog €78.500 - €23500 = €55.000 aan eigen kosten
Per jaar is dat €55.000 : 8 = €6875
Per maand is dat: €6875 : 12 = €572,92
Slide 9 - Slide
Toegevoegde waarde
= de extra waarde die ontstaat als een bedrijf een product
bewerkt
Slide 10 - Slide
Verkoopprijs VS consumentenprijs
Verkoopprijs: de prijs exclusief btw. Dus 100%
Consumentenprijs: de prijs inclusief btw. Dus 121%
Slide 11 - Slide
Consumentenprijs (121%)
Verkoopprijs + btw
Voorbeeld:
Verkoopprijs = €11,40 (verkoopprijs is altijd 100%)