Lees opinie: huidig belastingsysteem maakt rijken rijker en armen armer.
Leesvragen:
1. Waarom denkt Laurens Wijtvliet dat het vermogensgebouw bezwijkt?
2. Waaruit blijkt dat ons belastingstelsel naar steeds meer regressieve trekken verandert?
3. Wat waren de redenen (3) dat de afgelopen 30 jaar de hogere inkomens werden ontzien?
4. Welke oplossingen (2) stelt Laurens Wijtvliet voor het komende kabinet voor?
timer
5:00
Slide 2 - Slide
Opinie
1. Waarom denkt Laurens Wijtvliet dat het vermogensgebouw bezwijkt?
door de ongelijke (fiscale) behandeling van arbeid en vermogen
2. Waaruit blijkt dat ons belastingstelsel naar steeds meer regressieve trekken verandert?
de belastingpolitiek veranderde van 10 belastingschijven met een toptarief van 70% in 1945 naar 3 belastingschijven met een top tarief van 49,5% in 2025
3. Wat waren de redenen (3) dat de afgelopen 30 jaar de hogere inkomens werden ontzien?
belastingvereenvoudiging
stimulering ondernemerschap
verlaging van de belastingdruk
4. Welke oplossingen (2) stelt Laurens Wijtvliet voor het komende kabinet voor?
uniforme behandeling van arbeid en kapitaal en het afschaffen van fiscale privileges
Slide 3 - Slide
Te betalen inkomstenbelasting
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Opdracht 3.8 (pagina 22)
a. Bereken de hypotheekrente die Lucia afgelopen jaar heeft betaald.
hypothecaire lening van € 400.000 met 1,5% rente
hypotheekrente in 2021 = € 400.000 x 1,5 / 100 = € 6.000
b. Toon met een berekening aan dat de nettorentelast € 3,030 was.
zonder hypotheekrenteaftrek was haar belastbaar inkomen (stap 1) € 6.000 hoger geweest
dat valt geheel in de 2de schijf, haar belastingvoordeel is dus 49,5 / 100 x € 6.000 = € 2.970
haar nettorentelast is daarmee € 6.000 - € 2.970 = € 3.030
c. Bereken met hoeveel euro de nettowoonlasten van Lucia hierdoor stijgen.
haar belastingvoordeel is nu 37,1 / 100 x € 6.000 = € 2.226
haar belastingvoordeel daalt met € 744 (van € 2.970 naar € 2.226)
Slide 6 - Slide
Opdracht 3.8 (pagina 22)
d. Leg uit dat deze tariefsaanpassing leidt tot inkomensnivellering.
alleen mensen met een marginaal tarief van 49,5% gaan er hierdoor op achteruit
dat zijn de hogere inkomens
de lagere inkomens met een marginaal tarief van 37,1% merken hier niets van
dus wordt de inkomensverdeling gelijker
Slide 7 - Slide
Toni heeft een belastbaar inkomen van € 200.000. Gemiddeld betaalt hij 46% inkomensheffing. Met een fors deel van zijn inkomen valt Toni in de belastingschijf van 49,5%. De belastingadviseur van Toni vindt nog enkele aftrekposten voor een bedrag van € 2.600.
Wat gebeurt er met de belastingafdracht van Toni?
A
die zal € 1.287 dalen
B
die zal € 1.196 dalen
C
die zal € 1.196 stijgen
D
die zal € 1.287 stijgen
Slide 8 - Quiz
32. Ismael heeft een partner en verdient met zijn werk een bruto-inkomen van € 85.000. Hij betaalt jaarlijks € 12.000 aan hypotheekrente. Bereken zijn inkomstenbelasting.
A
€ 24.090
B
€ 22.784
C
€ 21.580
D
€ 18.030
Slide 9 - Quiz
35. De vermindering die iedere belastingplichtige krijgt van de overheid over de belasting op zijn/haar inkomen noemen we ...
A
aftrekposten
B
belastbaar inkomen
C
algemene heffingskorting
D
arbeidskorting
Slide 10 - Quiz
36. De vermindering die iedere werkende krijgt van de overheid over de belasting op zijn/haar inkomen noemen we ...
A
aftrekposten
B
belastbaar inkomen
C
algemene heffingskorting
D
arbeidskorting
Slide 11 - Quiz
44. Uitgaven die men in mindering op het inkomen mag brengen, voordat de inkomensheffing berekend wordt noemen we ...
A
aftrekposten
B
belastbaar inkomen
C
algemene heffingskorting
D
arbeidskorting
Slide 12 - Quiz
45. Het loon na aftrek inhoudingen noemen we ...
A
bruto loon
B
belastbaar inkomen
C
netto loon
D
besteedbaar inkomen
Slide 13 - Quiz
48. De inkomstenbelasting van land A werkt als volgt: Iedereen betaalt 40% belasting over iedere euro en heeft recht op een heffingskorting van 4.000 euro.
Voor iemand met een belastbaar inkomen van 40.000 euro geldt:
A
het marginale tarief is 40%,
en het gemiddelde tarief is 30%.
B
het marginale tarief is 30%,
en het gemiddelde tarief is 30%.
C
het marginale tarief is 40%,
en het gemiddelde tarief is 40%.
D
het marginale tarief is 30%,
en het gemiddelde tarief is 40%.
Slide 14 - Quiz
50. Het belastingsysteem, dat hiernaast staat afgebeeld, is ....
A
proportioneel
B
progressief
C
degressief
Slide 15 - Quiz
55. In Land A heeft iedereen heeft een heffingskorting van € 3.000. De eerste € 20.000 is belast met een percentage van 30%. Over de daarop volgende € 25.000 wordt 40% belasting geheven. Elke euro meer wordt belast met 50%.
Dit systeem van belastingheffing is ...
A
proportioneel
B
progressief
C
degressief
Slide 16 - Quiz
60. Het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting is progressief. De achterliggende gedachte is, dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen.
Dit idee noemt men ook wel het ... ... beginsel.
A
draagkracht
B
profijt
C
solidariteit
D
efficiency
Slide 17 - Quiz
Leerdoelen H4. Inkomensongelijkheid
Ik kan de eerste 5 begrippen op pagina 36 omschrijven (zie ook LWEO).
Ik kan gegevens over de inkomensverdeling bewerken en er een lorenzcurve mee tekenen.
Ik kan een lorenzcurve interpreteren.
Ik kan het schever en minder scheef worden van de inkomensverdeling beargumenteren aan de hand van lorenzcurven en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
Slide 18 - Slide
Filmpje
De kloof tussen arm en rijk wordt groter in Nederland.
Kijkvragen:
wat is het probleem van de kloof tussen arm en rijk?
welke 2 kloven worden genoemd?
wat is de oplossing?
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Filmpje
De kloof tussen arm en rijk wordt groter in Nederland, kijkvragen:
1. wat is het probleem van de kloof tussen arm en rijk?
sociaal wantrouwen tussen arm en rijk
minder vertrouwen in politiek en democratie
2. welke 2 kloven worden genoemd?
inkomenskloof
vermogenskloof
3. wat zou de oplossing kunnen zijn?
inkomens armen omhoog
belastingen rijken omhoog
Slide 21 - Slide
Filmpje Lorenzcurve
Kijkvragen:
1. Wat zegt de Lorenzcurve over een land?
2. Wat staat er op de horizontale as van de Lorenzcurve?
3. Wat staat er op de verticale as van de Lorenzcurve?
4. Waarom loopt de Lorenzcurve over het algemeen krom?
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Filmpje Lorenzcurve
Kijkvragen:
1. Wat zegt de Lorenzcurve over een land?
hoe de inkomens in een land verdeeld zijn
2. Wat staat er op de horizontale as van de Lorenzcurve?
het aantal personen van arm naar rijk in % (cumulatief)
3. Wat staat er op de verticale as van de Lorenzcurve?
het inkomen in % (cumulatief)
4. Waarom loopt de Lorenzcurve over het algemeen krom?
omdat er over het algemeen inkomensverschillen zijn
Slide 24 - Slide
Lorenzcurve
Groene lijn:
40% van personen verdient 40% van inkomen
80% van personen verdient 80% van inkomen
100% van personen verdient 100% van inkomen
kortom, iedereen verdient evenveel
Rode lijn:
40% armste personen verdient 10% van inkomen
80% armste personen verdient 50% van inkomen
90% armste personen verdient 70% van inkomen
kortom, niet iedereen verdient evenveel
Slide 25 - Slide
Lorenzcurve
Cumulatieve percentages
Personen in % (horizontale as)
Inkomen in % (verticale as)
Groepsverdeling personen
Kwartielen: verdeling in 4 gelijke delen (25%-groepen van de populatie)
Kwintielen: verdeling in 5 gelijke delen (20%-groepen van de populatie)
Decielen: verdeling in 10 gelijke delen (10%-groepen van de populatie)
Percentielen: verdeling in 100 gelijke delen (1%-groepen van de populatie)
Slide 26 - Slide
Oefening (lorenzcurve)
Neem figuur links over en teken de Lorenz-curve op basis van de tabel rechts.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Weektaak
wat: opdracht 4.1 t/m 4.4
hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
tijd: tot 1 minuut voor einde les
uitkomst: zo ver mogelijk
klaar: ga verder met opdracht 4.5 t/m 4.8 in je schrift
Slide 29 - Slide
Week 39 (vanaf 22 september)
Hoofdstuk 4. Inkomensongelijkheid
herhaling vorige les (Lorenzcurve)
opdracht 4.1 t/m 4.4 klassikaal bespreken
leerdoelen
filmpjes (2)
instructie (de Lorenzcurve)
weektaak: opdracht 4.1 t/m 4.4 en 4.5 t/m 4.8
Slide 30 - Slide
Herhaling vorige les (Lorenzcurve)
Hoeveel verdient de armste 80%?
50% van het inkomen
Hoeveel verdient de rijkste 10%?
30% van het inkomen
Slide 31 - Slide
Oefening (Lorenzcurve)
Welke inkomensverdeling is gelijker?die van 1995 of die van 2002?
in 2002 verdient de armste 70% van de populatie 28% van het inkomen,
in 1995 verdient de armste 70% van de populatie 42% van het inkomen
dus gelijker in 1995
hoe dichter de Lorenz curve bij de diagonaal ligt, hoe gelijker de inkomensverdeling is
Slide 32 - Slide
Opdracht 4.1
Slide 33 - Slide
Opdracht 4.2 t/m 4.4
Slide 34 - Slide
Leerdoelen H4. Inkomensongelijkheid
Ik kan de begrippen op pagina 36 omschrijven (zie ook LWEO).
Ik kan gegevens over de inkomensverdeling bewerken en er een lorenzcurve mee tekenen.
Ik kan een lorenzcurve interpreteren.
Ik kan het schever en minder scheef worden van de inkomensverdeling beargumenteren aan de hand van lorenzcurven en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
Ik kan de effecten van maatregelen op de inkomensverdeling analyseren en uitleggen of deze een nivellerende, denivellerende of een neutrale werking hebben.
Ik kan uitleggen dat progressieve belastingen en sociale zekerheid inkomen herverdeelt en invloed heeft op de (secundaire) inkomensverdeling.
Ik kan met behulp van de lorenzcurve de verdeling van het primaire inkomen en het secundaire inkomen weergeven en dit zowel grafisch en rekenkundig onderbouwen.
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Video
Inkomensverdeling volgens de Parade van Pen
Slide 37 - Slide
Vermogensverdeling volgens de Parade van Pen
Slide 38 - Slide
Herverdeling (nivelleren)
Primaire inkomen (loon, pacht, huur, rente en winst)
+ Sociale uitkeringen en toeslagen (huur, zorg en kinderopvang)
- Belastingen en sociale premies (progressief)
= Secondaire inkomen (netto besteedbaar inkomen)
Slide 39 - Slide
Draagkrachtbeginsel
Nederland
Slide 40 - Slide
Belastingstelsels
Nederland
Slide 41 - Slide
Filmpje
Kijkvraag: wat is het verschil tussen nivellering en denivellering?
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Video
Filmpje
Kijkvraag: wat is het verschil tussen nivellering en denivellering?
bij nivellering zijn de inkomensverschillen in verhouding kleiner geworden
bij (de)nivellering zijn de inkomensverschillen in verhouding groter geworden
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Slide
Weektaak
wat: opdracht 4.1 t/m 4.4 en 4.5 t/m 4.8
hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
tijd: tot 1 minuut voor einde les
uitkomst: zo ver mogelijk
klaar: ga verder met zelftest hoofdstuk 4 in je schrift
Slide 46 - Slide
Hoe teken ik een Lorenzcurve
We gaan ervanuit dat een klas bestaat uit 20 leerlingen, die samen een inkomen hebben van €1.000.
1. Order de leerlingen (ll) van laag naar hoog inkomen!
2. Verdeel ze in kwintielen (5 groepen van 4 leerlingen = 20%
van 20, zie kolom 2).
3. Kijk voor elk van deze groep hoeveel procent hun inkomen
is van het totale inkomen (zie kolom 3).
- de eerste 20% (4 ll) verdient samen 3% (€ 30 van € 1000).
- de tweede 20% (4 ll) verdient samen 7% (€ 70 van € 1000)
- de derde 20% (4 ll) verdient samen 16% (€ 160 van € 1000)
- de vierde 20% (4 ll) verdient samen 24% (€ 240 van € 1000)
- de vijfde 20% (4l l) verdient samen 50% (€ 500 van € 1000)
4. Tel deze percentages bij elkaar op (cumulatief, zie kolom 4
en 5).
Slide 47 - Slide
Hoe teken ik een Lorenzcurve
Het cumulatieve aantal leerlingen en het cumulatieve inkomen gebruik je om de Lorenzcurve te tekenen.
D: de armste 40% van de bevolking verdient 10% van het inkomen.
E: de armste 80% van de bevolking verdient 50% van het inkomen.
We kunnen ook zien dat de rijkste 20% de andere 50% van het inkomen verdient.
Slide 48 - Slide
Hoe teken ik een Lorenzcurve
Degenen die het minst verdienen altijd als eerst!
dus in de eerste 20% zitten de leerlingen met het laagste inkomen
en in de laatste 20% zitten de leerlingen met het hoogste inkomen
1. Waarom begint de Lorenzcurve altijd in punt (0, 0)?
0% van de personen verdient 0% van het inkomen.
2. Waarom eindigt de Lorenzcurve altijd in punt (100, 100)?
100% van de personen verdient 100% van het inkomen.