V5 Leesvaardigheid blok 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Leesvaardigheid blok 3

Argumentatie

Lees tekst 1 op pagina 175

Je krijgt hier vijf minuten de tijd voor. Ben je al klaar? Neem dan de vragen door op p. 176-177.

1. Tekst 1 bestaat na alinea 2 uit twee gedeelten. Wat is de functie hiervan?

2. Welke twee functies heeft alinea 1 van tekst 1?

1. aankondigen hoe de tekst is opgebouwd en aanleiding van het schrijven noemen
2. Aanleiding tot schrijven noemen en onderwerp introduceren
3. Belang van onderwerp vaststellen en onderwerp introduceren
4. Belang van onderwerp vaststellen en aanleiding tot schrijven noemen.

3. Bekijk alinea 2. Vul de argumentatie uit deze alinea in.
Argument 1:
Argument 2:
Aanbeveling:

4. Tot welk type argument reken je argument 1: Het zou goed zijn wanneer leerlingen niet meer werken voor een baas en zich uitsluitend hoeven te richten op het werken voor een mooi cijfer op school.

1. autoriteit
2. ervaring
3. persoonlijke overtuiging
4. voorbeeld

4b. Waarom is het een persoonlijke overtuiging als argument?

5. Tot welk type argument reken je argument 2? De verleiding van het geld verdienen is moeilijk te weerstaan.

1. Feitelijk argument
2. Ervaring
3. Vergelijking
4. Voorbeeld

5b. Waarom is het een feitelijk argument bij argument 2?

6. 'Ik heb stellig de indruk dat bijbanen van leerlingen ten koste gaan van hun schoolresultaten.' Welke functie heeft deze zin?

1. Argument
2. Veronderstelling
3. Constatering
4. Conclusie

7. De redenering van alinea 4 en 5 lijken op elkaar. Welk soort argument wordt in deze alinea's gebruikt?

1. Ervaring
2. Autoriteit
3. Vergelijking
4. Emotie

9. 'Jongeren vanaf 16 mogen met geld omgaan, zijn breed inzetbaar, goedkoop en daarom gewild bij ondernemers.' Welk argumentatieschema wordt hier toegepast?

1. enkelvoudige argumentatie
2. nevenschikkende argumentatie
3. onderschikkende argumentatie

10. Volgens de auteur zijn leerlingen meer gemotiveerd als ze een inkomen krijgen. Met welk type argument ondersteunt de auteur zijn mening in zowel alinea 7 als 9?

1. Autoriteit
2. Ervaring
3. Vergelijking
4. Voorbeeld

Hoe wekt de schrijver de belangstelling in alinea's 1 t/m 3?

Vat de eerste drie alinea's samen in een zin van max 15 woorden

Hoe verbindt de auteur alinea 4 aan de alinea's daarvoor?

Van welk verband is daar sprake?

1. concluderend
2. vergelijkend
3. redengevend
4. oorzakelijk

Welke drie soorten argumenten gebruikt de auteur vooral (kies uit autoriteit-emoties-ervaringen-gegevens uit onderzoek-nut of gewenste gevolgen-ongewenste gevolgen-persoonlijke overtuiging-vergelijking)?

Wat kun je voor kritiek geven op de tekst van Werkhoven?

Wie heeft een idee?

Bijvoorbeeld:

– Werkhoven noemt alleen voordelen van bijbaantjes, geen nadelen.

– Niet alle leerlingen kunnen school en werk combineren. 

Er is sprake van de drogreden overdrijven van voor- of nadelen en overhaaste generalisatie.

Beide auteurs maken gebruik van gegevens op basis van onderzoek

1. Juist
2. Onjuist

Beide teksten hebben een bewering-argumentstructuur en zijn dus betogend

1. Juist
2. Onjuist

Beide auteurs ontkrachten argumenten van tegenstanders.

1. Juist
2. Onjuist

De auteurs richten zich op een breed publiek van geïnteresseerde lezers

1. Juist
2. Onjuist

De tekst van Van Vliet is persoonlijker van toon dan die van Werkhoven.

1. Juist
2. Onjuist

In beide teksten maken de auteurs gebruik van empirische argumenten

1. Juist
2. Onjuist