Thema 6, week 4 Werkwoordendictee voltooid deelwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Vandaag:

het

voltooid deelwoord

voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden

Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en.

                 Ik heb heerlijk geslapen.

                 Wij hebben gisteren friet gegeten.

Bij het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden schrijf je wat je hoort.

Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt
op -en of -n

Hij heeft zijn huiswerk niet gedaan.

Zij hebben op hun saxofoons geblazen. 

Voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoord

voltooid deelwoord eindigt op -(e)n

smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord

voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 

maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord

Let op: naast het voltooid deelwoord staat altijd een vorm (hulpwerkwoord) van hebben, zijn of worden.

Bij het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord gebruik je dezelfde regels als de persoonsvorm verleden tijd: 't sexy fokschaap.

Noteer de werkwoorden...

1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

hulp werkwoorden

ben

hebt

wordt

heeft

had

is

word

voltooid deelwoorden

veranderd
 uitgekozen
 gehersenspoeld
bedacht
 gepakt
geweest
 gereden

Lesdoelen

• Ik weet wat een voltooid deelwoord is
• Ik kan een voltooid deelwoord juist schrijven
  

Hoe d en t woorden bepalen.

Voor de voltooide en verleden tijd.

TKFSCHPX                                                                                         'T KOFSCHIP+X  

-Kijk naar het hele werkwoord

- Kijk naar de derde letter van achteren.

Wel in   'T KOFSCHIP+X    =   t-woord

Niet in 'T KOFSCHIP+X     =  d-woord

Oefenen

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes (snijden)

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik ben al 3 jaar ...(trouwen)

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen

1. geknutselt
2. geknutseld

Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?

1. onthouden
2. geonthouden

Voltooid deelwoord:

pletten

voltooid deelwoord van
vouwen

voltooid deelwoord
van raadplegen

voltooid deelwoord
proeven

1. geproefd
2. geproeft
3. geproeven

Wat is een voltooid deelwoord?

1. bedoelt
2. bedoeld
3. zeg
4. sprak

'Het voltooid deelwoord van verkleuren is 'verkleurd'

1. juist
2. fout

Lesdoel 1

Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord schrijf van gewone en samengestelde werkwoorden

Voltooid deelwoord zwak werkwoord: reizen

* schrijf ge- op

* zet de ik-vorm  TT erachter

* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip

ja - t

nee - d

Voltooid deelwoord samengesteld zwak werkwoord: rondreizen

* schrijf het eerste deel van het samengesteld woord op: rond

* zet er ge- achter

* zet de ik-vorm  TT erachter

* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip

ja - t

nee - d

Het voltooid deelwoord van
aanzetten

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien

1. ontdooid
2. ontdooit

Voltooid deelwoord van
aanraken

Voltooid deelwoord van
afleiden

Voltooid deelwoord van
aankleden

Wat is het juiste antwoord? TT of VT

1. leiden
2. lijden
3. leidden
4. leden

Wat is het juiste antwoord? TT of VT

1. doorzoek
2. doorzocht

voorkomen of voorkomen

1. komt voor
2. voorkomt

reizen of rijzen (TT of VT)

1. reis
2. rijs
3. reisde
4. rees

doorzoeken of doorzoeken

1. zoeken door
2. doorzoeken

leiden of lijden (TT of VT)

1. leidt
2. lijd
3. leidde
4. leed

Ondergaan of ondergaan?

VD

Voorkomen of voorkomen?

TT

aan het werk: Thema 6 - week 4- werkwoordendictee

 

Thema 6, week 4

Werkwoordendictee