3. Berekeningen

Vandaag
- Uitleg berekeningen 
--> Zorg dat je alles opschrijft

- Oefenen berekeningen

- Huiswerk
1 / 14
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vandaag
- Uitleg berekeningen 
--> Zorg dat je alles opschrijft

- Oefenen berekeningen

- Huiswerk

Slide 1 - Slide

Controle
Heb je alle spullen mee?

- Aantekeningenschrift
- Binas
- Rekenmachine
- Pen

Slide 2 - Slide

Tabel
Grootheid
Symbool
Eenheid
Spanning
U
Volt
Stroomsterkte
I
Ampère
Weerstand
R
Ohm
Vermogen
P
Watt
Energieverbruik
E
Kilowattuur
Tijd
t
Uur
Capaciteit
C
Ampère-uur
Rendement
η
Procent

Slide 3 - Slide

Formules
R = U : I
P = U x I    --> I = P : U
E = P x t 
--> Let op P is hier in kW (1 kW = 1000 W)
η = (Paf : Pop) x 100%
C = I x t

Alle formules staan in de binas, maar je moet wel weten wanneer je welke formule nodig hebt!

Slide 4 - Slide

Boek
In het boek staat de volgende opmerking: 
'Volg je de basisberoepsgerichte leerweg? Gebruik dan de woordformule'

Van mij mag je de symboolformule gebruiken, dit scheelt je een hoop schrijfwerk en tijd op de toets!

Voor beide manieren kan je evenveel punten krijgen, zorg dat je alle stappen opschrijft. De voorbeelden in deze presentatie bestaan uit de symboolformules

Slide 5 - Slide

Stappenplan
1. Gegevens: Schrijf alle gegevens op die je uit de vraag kan halen
2. Gevraagd: Schrijf op wat je moet uitrekenen
3. Formule: Schrijf op wat de formule is die je gaat gebruiken
4. Berekening: Vul de formule in met juiste getallen en bereken het antwoord
5. Antwoord: Geef het antwoord met de juiste eenheid erachter

Schrijf tijdens het huiswerk maken en op de toets alle stappen op, anders ga je punten op de toets missen, zonde!!!

Slide 6 - Slide

Let op!
Als we het hebben over een apparaat dat is aangesloten op het stopcontact (of op het lichtnet), dan is de spanning altijd 230 Volt!

Voorbeeld: Een apparaat met een stroomsterkte van 0,18 A is aangesloten op het stopcontact, bereken het vermogen.
1. I = 0,18 A & U = 230 V
2. P = ?
3. P = U x I 
4. P = 230 x 0,18 = 41,4
5. Het vermogen is 41,4 W

Slide 7 - Slide

Leg uit vragen
Je kan ook vragen krijgen zoals: Leg uit of de weerstand groter of kleiner wordt als de stroomsterkte groter wordt.

Hoe ga je beginnen? Zoek eerst de formule op!
R = U : I
We weten dus dat U gelijk blijft en dat de I groter wordt, de vraag is wat gebeurd er met de R?
stel we nemen U = 230 V en vullen eerst een I in van 1 A, dan is R 230 Ohm
Gaan we dan een I van 1,2 invullen dan wordt de R 192 Ohm
Antwoord: Als de I groter wordt, dan wordt de R kleiner, omdat we de U door een groter getal moeten delen
Dit kan je bij elke formule natuurlijk doen!

Slide 8 - Slide

Voorbeeld R
Een wasmachine werkt op het lichtnet en heeft een stroomsterkte van 12 A. Bereken de weerstand van de wasmachine.

  • Gegeven: U = 230 V & I = 12 A
  • Gevraagd: R
  • Formule: R = U : I
  • Berekening: R = 230 : 12 = 19
  • Antwoord: De weerstand is 19 Ohm

Slide 9 - Slide

Voorbeeld P
Een magnetron is aangesloten op het lichtnet en heeft een stroomsterkte van 3 A. Bereken het vermogen van de magnetron.

  • Gegeven: U = 230 V & I = 3 A
  • Gevraagd: P
  • Formule: P = U x I
  • Berekening: P = 230 x 3 = 690 
  • Antwoord: Het vermogen is 690 W

Slide 10 - Slide

Voorbeeld E
Een wasmachine van 3000 W staat 1,4 uur aan. Bereken het energieverbruik van de wasmachine. Bereken wat de kosten zijn als 1 kWh €0,23 kost.

  • Gegeven: P = 3000 W = 3 kW & t = 1,4 uur
  • Gevraagd: E
  • Formule: E = P x t
  • Berekening: E = 3 x 1,4 = 4,2 
  • Antwoord: Het energieverbruik is 4,2 kWh

  • Berekening: 4,2 x 0,23 = 0,97
  • Antwoord: De kosten zijn € 0,97

Slide 11 - Slide

Voorbeeld η
Een gloeilamp van 75 W zet 5 W om in licht en de rest in warmte. Bereken het rendement van de gloeilamp.

  • Gegeven: Paf= 5 W & Pop= 75 W
  • Gevraagd: η
  • Formule: η = (Paf : Pop) x 100%
  • Berekening: η = (5 : 75) x100% = 6,7
  • Antwoord: Het rendement is 6,7%

Slide 12 - Slide

Voorbeeld C
Een batterij gaat 9 uur mee en levert een stroom van 0,3 A. Bereken wat de capaciteit van deze batterij is

  • Gegeven: t = 9 uur & I = 0,3 A
  • Gevraagd: C
  • Formule: C = I x t
  • Berekening: C = 0,3 x 9 = 2,7
  • Antwoord: De capaciteit van de batterij is 2,7 Ah

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Werkblad (deel ik nu uit) deze maak je in je schrift

Dit werkblad komt ook in magister te staan

Volgende les meenemen:
Boek, binas, rekenmachine, pen & aantekeningenschrift 

Een ding vergeten = materiaal vergeten magister!

Slide 14 - Slide