This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Neues Kapitel: Kapitel 2 Köln
Alle teksten staan in het teken van deze stad.
Je leert dus in dit hoofdstuk ook meer over Duitsland en de steden die rondom Köln liggen.
Slide 2 - Slide
Planung:
Ziele dieser Woche
Grammatik A , B und C
Stil arbeiten
Ziele wiederholen und Feedback geben
Slide 3 - Slide
Ziele:
luisteren Ik kan het onderwerp van korte kijkfragmenten bepalen
lezen Ik kan informatie over personen en plaatsen begrijpen
grammatica Ik kan regels van zwakke werkwoorden met een stam die eindigt op een -d of -t toepassen
Grammatik A, Seite 58
Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden toepassen
Grammatik B, Seite 58
Ik kan de hoofdtelwoorden tot 1000 opschrijven
Grammatik C, Seite 60
Slide 4 - Slide
Regel: feesttenten
Slide 5 - Slide
Als de stam van een werkwoord eindigt op een sisklank (dus een s, ss, ß, x, z) vervalt de -s van de uitgang -st bij du.
ich reis e
du reis t
er/sie/es/man reis t
wir reis en
ihr reis t
sie/Sie reis en
Slide 6 - Slide
Als de stam van een werkwoord eindigt op een -d of -t wordt er bij du, er/sie/es en ihr een extra e toegevoegd.
ich arbeit e
du arbeit est
er/sie/es/man arbeit et
wir arbeit en
ihr arbeit et
sie/Sie arbeit en
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Leg in één zin uit wat de regel is.
Slide 10 - Open question
reden; du
A
redst
B
reddst
C
redest
D
reden
Slide 11 - Quiz
ihr (antworten)
A
antwortet
B
antworten
C
antworte
D
antwortest
Slide 12 - Quiz
Grammatik B:
Het voltooid deelwoord
=
Das Partizip Perfekt
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Partizip Perfekt
Das Perfekt (voltooide tijd) verwendest du um etwas zu beschreiben, dass schon passiert ist. Dazu brauchst du das Partizip Perfekt (voltooid deelwoord) und ein Hilfsverb (hulpwerkwoord):
Ich mache Hausaufgaben --> Ich habe Hausaufgaben gemacht
Slide 15 - Slide
Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?
Slide 16 - Open question
Partizip Perfekt
Das Partizip Perfekt machst du also mit ge- + Verbstamm + t
machen --> gemacht
Endet der Verbstamm auf -t oder -d, dann machst du das Partizip Perfekt mit ge- + Verbstamm + et
arbeiten --> gearbeitet
Slide 17 - Slide
Partizip Perfekt
Bei Verben mit Endung -ieren machst du das Partizip Perfekt mit nur Verbstamm + t
fotografieren --> fotografiert
Für starke/unregelmäßigen Verben musst du das Partizip Perfekt auswendig lernen, es ist immer anders!
haben --> gehabt sein --> gewesen
Slide 18 - Slide
Das Partizip Perfekt von kaufen ist:
A
gekauft
B
kauft
C
kaufet
D
gekaufen
Slide 19 - Quiz
Das Partizip Perfekt von studieren ist:
A
gestudiert
B
studiert
C
gestudieret
D
studieret
Slide 20 - Quiz
Das Partizip Perfekt von wohnen ist:
A
gewohnet
B
wohnt
C
wohnen
D
gewohnt
Slide 21 - Quiz
Das Partizip Perfekt von machen ist:
A
machen
B
gemacht
C
machet
D
gemachen
Slide 22 - Quiz
Grammatik C
Die Zahlen bis 1000
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Zahlen: net als Nederlands
20= zwanzig 90= neunzig
30= dreiβig 100 = hundert
40= vierzig 1000= tausend
50= fünfzig en = und
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
Slide 25 - Slide
Schreibe die Zahlen auf!
12
101
233
546
786
983
1000
Slide 26 - Slide
Schreibe die Zahlen auf!
12 = zwölf
101= hunderteins
233= zweihundertdreiunddreiβig
546= fünfhundertsechsundvierzig
786= siebenhundertsechsundachtzig
983=neunhundertdreiundachtzig
1000= tausend
Slide 27 - Slide
Welke drie grammatica onderdelen heb je nu gehad?
Slide 28 - Open question
Wil je een tip en een top noemen van deze les ? Kan er iets beter ? En wat gaat er al goed?