Paragraaf 1 Pruikentijd

1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

In deze paragraaf leer je:
  • Hoe het ging met de Nederlandse economie.
  • Welke sociale verhoudingen er waren in Frankrijk.
  • Hoe de verlichting zorgde voor een andere manier van denken.
  • Welke kritiek er was op de samenleving.

Slide 2 - Slide

De Nederlandse economie
In de 18de eeuw ging de Nederlandse economie achteruit:
  • Afname textielnijverheid
  • Afname handel
  • Verliezen VOC
  • Groeien werkeloosheid en armoede in steden
Alleen de banken onder leiding van rijke regentenfamilies doen het goed: zij lenen -tegen rente- geld uit
Door middel van pruiken kon men laten zien dat men rijk was; hoe hoger de pruik, hoe rijker!

Slide 3 - Slide

De Nederlandse economie

Nederland verloor haar economische voorsprong aan:
  • England en Schotland
  • Frankrijk

Hoewel Frankrijk door handel en nijverheid erg rijk was, was er veel armoede onder de arbeiders en boeren

Slide 4 - Slide

Verval en rijkdom
  • In de 18e eeuw nam in de Republiek der Nederlanden de armoede en werkloosheid toe. Het was afgelopen met de Gouden Eeuw!
  • Er waren echter ook zeer rijke families die buitenhuizen lieten bouwen en dure kleding en (vooral mannen) pruiken (symbool van welvaart) droegen. 

Slide 5 - Slide

Dus:

Slide 6 - Slide


L'État, c'est Moi

  • De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme

  • Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht. 
  • Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)

  • Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...

Slide 7 - Slide


De Zonnekoning

  • Lodewijk XIV (1638-1715) was één van de machtigste koningen van Frankrijk. 
  • Hij werd koning toen hij 5 jaar was. Tot zijn 23e werd Frankrijk daarom bestuurd door eerste minister Mazarin.

  • Hij zorgde ervoor dat iedereen naar Lodewijk zou luisteren en dat hij de absolute macht had.
Pak je smartphone of tablet en klik op de link om het paleis van Versailles van binnen te bekijken!

Slide 8 - Slide


Standenmaatschappij

  • Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'

  • Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.

Slide 9 - Slide

De standenmaatschappij
Geestelijkheid
Adel
Rest van de bevolking:
  • Bourgeoisie
  • Burgers
  • Boeren

Slide 10 - Slide

De standenmaatschappij
De standenmaatschappij was oneerlijk. Eerste twee standen hadden privileges (voorrechten).

De derde stand: 
  • Had geen privileges
  • Moest pacht betalen
  • Moest (indirecte) belasting betalen

Slide 11 - Slide

De standenmaatschappij

Slide 12 - Slide

De Franse standenmaatschappij
  • 85% van de mensen in Frankrijk leefde in de 18eeuw nog op het platteland
  • Boeren moesten een deel van hun opbrengst aan de heer afstaan en gratis voor hen werken (herendiensten)
  • Frankrijk had een standenmaatschappij
  • De derde stand was zeer divers. Er zaten zowel boeren en landarbeiders als rijke burgers (koopmannen) in!
  • De eerste en tweede stand had privileges (voorrechten). 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 15 - Slide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 16 - Slide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 17 - Slide

Onvrede binnen de derde stand!
  • De eerste en tweede stand hadden veel voorrechten (privileges):
  • Alleen zij konden hoge baantjes krijgen in het leger
  • Ze werden vrijgesteld van belastingen
  • De derde stand bracht via belastingen het grootste deel van het geld op  dat de koning nodig had voor het voeren van oorlog!
  • De onvrede hierover binnen de derde stand werd steeds heviger! (oorzaak Franse Revolutie paragraaf 4.3)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide