Paragraaf 3 van ruilen komt geen huilen

Vandaag
Nieuws
Terugblik
Instructie 1.3
Aan de slag!
Nakijken 1.2
Maken par. 1.3
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
Nieuws
Terugblik
Instructie 1.3
Aan de slag!
Nakijken 1.2
Maken par. 1.3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Legenda
Iconen
Sleepvraag
Video op volgende slide
Quiz start op volgende slide
Schrijfopdracht
Infographic
Out of the box
Filmopdracht

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke begrippen horen NIET bij Prinsjesdag?
Voorkennis
Hoedjes
Kroon
Troonrede
Miljoenennota
Stembiljetten
Rijksbegroting
Koffertje
Referendum
Minister van Financiën
Bordesfoto

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Prinsjesdag...
Samengevat
Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag in september. De vakantie is voorbij en het nieuwe werkjaar van de regering start.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Prinsjesdag...
Samengevat
Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag in september. De vakantie is voorbij en het nieuwe werkjaar van de regering start.
In de Ridderzaal leest de Koning de troonrede voor. Met de troonrede gaat de Koning in op de plannen van de regering voor het komende jaar.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Prinsjesdag...
Samengevat
In de Ridderzaal leest de Koning de troonrede voor. Met de troonrede gaat de Koning in op de plannen van de regering voor het komende jaar.
Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag in september. De vakantie is voorbij en het nieuwe werkjaar van de regering start.
Na de troonrede gaat de Minister van Financiën naar de Tweede Kamer met een koffertje. In dat koffertje zitten de Rijksbegroting en de Miljoenennota.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Prinsjesdag...
Samengevat
In de Ridderzaal leest de Koning de troonrede voor. Met de troonrede gaat de Koning in op de plannen van de regering voor het komende jaar.
Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag in september. De vakantie is voorbij en het nieuwe werkjaar van de regering start.
Na de troonrede gaat de Minister van Financiën naar de Tweede Kamer met een koffertje. In dat koffertje zitten de Rijksbegroting en de Miljoenennota.
De Rijksbegroting beschrijft de uitgaven, inkomsten en verplichtingen voor het komende jaar. De Miljoenennota laat zien hoeveel geld er binnenkomt en hoeveel geld wordt uitgegeven. In de Miljoenennota staat ook hoe het geld zal worden verdeeld.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions


Wanneer is het Prinsjesdag?
Vraag 1
A
De eerste dinsdag van september
B
De tweede dinsdag van september
C
De derde dinsdag van september
D
De vierde dinsdag van september

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Wat wordt er tijdens Prinsjesdag door de koning voorgelezen?
Vraag 2
A
De Miljoenennota
B
De Rijksbegroting
C
De regeringsagenda
D
De Troonrede

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

 Wat zit er in het koffertje van 
de Minister van Financiën?
Vraag 3
Troonrede
-------- ----- ----- ----- -- ------ ------- ---- -------- ------- --- --- ------ -
Rijksbegroting
  • ----- ---- --
  • ----- - - ---
  • --- - - -----
  • -- ----- ---
                     
Grondwet
  1. ----- --- 
  2. ----- ---
  3. -- --- --
  4. --- -- ---
Stembiljet
  • ----- --- 
  • ----- ---
  • -- --- --
  • --- -- ---
Miljoenennota
          ------ 
             ----
          ------
               ---
            ----- €

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Koppel de woorden aan het 
juiste icoon.
Vraag 4
"Leden van de 
Staten Generaal"
Statement maken
Minister van Financiën
Start van het regeringsjaar
Inkomsten en uitgaven van NL

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de Rijksbegroting?
Uitleg
De Rijksbegroting bestaat uit de begrotingsvoorstellen van alle ministeries. In de Rijksbegroting staat hoeveel geld elk ministerie krijgt en welke uitgaven zij het komende jaar verwachten. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er in de Rijksbegroting?
Uitleg
De Rijksbegroting bestaat uit de begrotingsvoorstellen van alle ministeries. In de Rijksbegroting staat hoeveel geld elk ministerie krijgt en welke uitgaven zij het komende jaar verwachten. 
De Rijksbegroting geeft antwoorden op de volgende vragen:
  • Wat willen we bereiken?
  • Wat gaan we daarvoor doen?
  • Wat gaat dat kosten?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is de Miljoenennota?
Uitleg
De Miljoenennota is een toelichting op de plannen die in de Rijksbegroting staan.
Ook staan er de verwachte inkomsten (bijvoorbeeld belastingen, aardgas) en geplande uitgaven (bijvoorbeeld zorg, onderwijs) in beschreven.

De Miljoenennota gaat in op nationale en internationale economische situatie. En laat zien hoe Nederland er financieel voorstaat.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

De Miljoenennota geeft uitleg over de Rijksbegroting en beantwoordt vragen als:
  • Wat zijn de belangrijkste plannen van het kabinet voor het volgende jaar?
  • Wat gaan die plannen kosten?
  • Welk effect hebben de plannen op burgers en bedrijven?
  • Hoe gaat het de bankrekening van het land? Komt er wel genoeg geld binnen?   Geven we niet te veel geld uit?
  • Is er een tekort en zo ja, hoe groot is het tekort?
  • Houden we ons aan Europese afspraken en doelen? 
  • Hoe gaat het met de Nederlandse economie?
Wat staat er in de Miljoenennota?
Uitleg

Slide 16 - Slide

Gebruik deze slide eventueel als startpunt om leerlingen nader onderzoek te laten doen naar de inhoud van de Miljoenennota.
Laat iedere vraag door een groepje onderzoeken. De bevindingen kunnen klassikaal gedeeld worden of ge-upload op de laatste pagina van deze les.

Hoeveel geld denk je dat de overheid per jaar (in miljarden euro's) kan uitgeven?
1500

Slide 17 - Poll

This item has no instructions

Kijk maar eens mee met de plannen voor 2024
Uitleg
Voor 2024 heeft de regering het geld op de volgende 
manier verdeeld over de uitgavenposten verdeeld:
Zorg
Sociale Zekerheid
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gemeenten en provincies
Justitie en Veiligheid
Overig

Slide 18 - Slide

Leg uit hoe de grafiek gelezen moet worden, wanneer leerlingen moeite hebben met het interpreteren van de cijfers.

Laat de leerlingen eventueel uitrekenen hoeveel miljarden er naar de verschillende uitgavenposten gaan. Zo krijgen zij een beter beeld bij de verschillen tussen deze uitgavenposten.
Wat als jij het geld van Nederland 
mocht verdelen?
Discussie
Had jij de verdeling anders gemaakt? Leg eens uit waarom?
Zorg
Sociale Zekerheid
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gemeenten en provincies
Justitie en Veiligheid
Overig

Slide 19 - Slide

Aan de hand van deze slide kan het gesprek met de klas worden aangegaan. Wat vinden zij belangrijke uitgavenposten? Waarom en hoe zouden zij daar invloed op kunnen uitoefenen?

Slide 22 en 23 gaan in de vorm van een poll door op de inhoud van deze slide.

Aan welke uitgavenpost zou jij 
het meeste geld geven?
Poll

Slide 20 - Poll

This item has no instructions


Aan welke uitgave post zou jij het meeste geld geven? 
Welke uitgavenpost krijgt van jou 
het minste geld?
Poll

Slide 21 - Poll

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Terugblik

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Een Budgetlijn kan naar rechts verschuiven als:
A
Het budget van de consument daalt.
B
Er meer geproduceerd wordt
C
De consument meer chips koopt
D
De consument de loterij wint.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Twee beweringen over een budgetlijn bij de besteding van een budget van € 100 aan 2 goederen A en B.
I. Als het budget € 150 wordt, verschuift de budgetlijn evenwijdig.
II. Als de prijs van goed A stijgt, verschuift de budgetlijn naar boven.
Welke bewering is goed of fout?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Tot welke groep uitgaven behoort je abonnementskosten van je telefoon?
A
Totale uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

€ 5,- zakgeld per week is per maand
A
€ 20,-
B
€ 22,50
C
€ 21,67
D
€ 25,-

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

paragraaf 3 van ruilen komt geen huilen
leerdoelen:
Je kunt de verschillen tussen directe en indirecte ruil benoemen.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Directe & Indirecte ruil

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Twee soorten ruil
Directe ruil

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Twee soorten ruil
Indirecte ruil

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Ruil
Geld is een ruilmiddel. In onze economie is geld het belangrijkste ruilmiddel.

  • Directe ruil (product tegen product ruilen)
  • Indirecte ruil (producten ruilen tegen geld) 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Nadelen directe ruil
- kost veel tijd en moeite.
- weinig arbeidsverdeling.
- schaalvergroting beperkt.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

voordelen indirecte ruil
specialisatie
arbeidsproductiviteit
schaalvergroting

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Als je geld gebruikt om goederen of diensten te kopen dan is dat een directe ruil.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

In welk van onderstaande gevallen is er sprake van directe ruil?
A
Kees koopt een boormachine met een cadeaubon van de Gamma die hij voor zijn verjaardag heeft gehad.
B
Greta koopt bij Bol.com een tablet met internetbankieren
C
Willem spreekt met Henk af dat hij zijn huis schildert in ruil voor de bijlessen voor zijn zoon.
D
Jan-Dirk ruilt bij de Hema een trui , want hij heeft een te grote maat gekocht.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

1.Vroeger deden de mensen vooral aan directe ruil.
2. Directe ruil is goederen en diensten ruilen voor geld.
Welk antwoord(en) is / zijn juist?
A
1 is goed en 2 is fout.
B
1 is fout en 2 is goed.
C
Beide zijn goed.
D
Beide zijn fout.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welk voorbeeld is GEEN voorbeeld van directe ruil!
A
banaan voor een pen
B
banaan voor geld
C
pen voor een appel
D
appel voor een banaan

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
maken paragraaf 3 
Opdracht 1 t/m 13

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

paragraaf 3 van ruilen komt geen huilen
leerdoelen:
Je kunt de verschillen tussen directe en indirecte ruil benoemen.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

This item has no instructions