5.2 basis Soorten Krachten

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

H5.2 Soorten krachten

Soorten krachten

Honkbal

De speler slaat met een 'knuppel' tegen de bal. 
Wat zal er aan de bal veranderen ?

• De richting van de bal 
• De snelheid van de bal  
• De vorm van de bal

Uitwerking van krachten

• Krachten kun je niet zien
• Je kan wel de uitwerking zien
• De richting, de snelheid en de vorm kunnen veranderen

Soorten krachten

• Spierkracht
• Veerkracht
• Spankracht
• Zwaartekracht
• Wrijvingskracht
• Magnetische kracht
• Elektrische kracht

Spierkracht

Onstaat door het 

spannen van spieren

Veerkracht

De veerkracht is de kracht die een gespannen veer of elastiek uitoefent. Een katapult schiet een steentje weg door de veerkracht. 

Spankracht

Een strak gespannen touw of kabel kan een kracht overbrengen.

Zwaartekracht

De zwaartekracht is de kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. Door de zwaartekracht valt alles naar beneden.

Wrijvingskracht

De wrijvingskracht of weerstandskracht op een bewegend voorwerp is de kracht die de omgeving op een bewegend voorwerp uitoefent. Als je bij het fietsen stopt met trappen, dan kom je door de wrijvingskracht tot stilstand.

Magnetische kracht

Rond een magneet bevindt zich het magnetische veld.

Dit zorgt voor magnetische krachten.

Magnetische krachten kunnen afstoten of aantrekken.

Elektrische kracht

Kracht die uitgeoefent wordt door een elektrische lading

Een pen valt van je tafel

1. wrijvingskracht
2. elektrische kracht
3. zwaartekracht
4. spierkracht

Een kabel dat strak staat

1. spierkracht
2. kabelkracht
3. spankracht
4. trekkracht

Wanneer je tegen een bal trapt, dan vervormt de bal even

1. JA
2. NEEN

Je probeert 2 magneten tegen elkaar te duwen maar dat lukt niet. Welke kracht is hier het grootst?

1. spierkracht
2. magnetische kracht

Welke kracht gebruik je om aan een touw te trekken?

1. spierkracht
2. spankracht

Opdrachten!

• Lees en maak de opgaven van blz 10 t/m 18, Opdracht 17  t/m 22. 

Klaar? kan verder met 24 t/m 28

na 10 minuten bespreken

Samengevat