hoofdstuk 3 par. 3.1

beste wensen!!!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

beste wensen!!!

Slide 1 - Slide

hoofdstuk 3 rondkomen
Hoe ga je met je geld om? Zie je wel hoe je ermee uitkomt, of houd je je uitgaven nauwkeurig bij? Hoe voorkom je dat je geld tekort komt? En wat kun je doen met geld dat je overhoudt? 

Slide 2 - Slide

3.1 rondkomen
Een begroting is een schatting van je verwachte inkomsten en uitgaven. 
Budgetteren is zorgen voor evenwicht in je inkomsten en uitgaven. 

Slide 3 - Slide

 Wat kan je besteden?
Besteedbaar inkomen =
arbeidsinkomen + inkomen uit bezit + overdrachtsinkomen
-belastingen- premies - overige inhoudingen. 
Bekijk bron 1 op blz. 73

Slide 4 - Slide

Wat kan je uitgeven?
Vaste lasten = regelmatig terugkerende uitgaven.

Huishoudelijke uitgaven = dagelijkse boodschappen en uitgaven voor persoonlijke verzorging

Reserveringsuitgaven = niet-regelmatige en/of onverwachte uitgaven. 

Slide 5 - Slide

balans?
bij een begrotingstekort zijn de verwachte uitgaven hoger dan de verwachten ontvangsten. 

Bij een begrotingsoverschot zijn de verwachte inkomsten hoger dan de verwachte uitgaven. 

Slide 6 - Slide

werken aan de opdrachten.
We starten samen met het maken van opdracht 1 t/m 4
Ga aan de slag over 10 minuten gaan we verder met de les. 

Slide 7 - Slide

vraag 1a welke van de onderstaande bewering is fout? En waarom?

Slide 8 - Open question

vraag 1b Leg uit waarom iemand met een hoog inkomen ook in financiële problemen kan komen.

Slide 9 - Open question

opgave 1c
vraag 1c. Neem de tabel over in je schrift en vul in de omlijnde cellen de ontbrekende bedragen in.
timer
10:00

Slide 10 - Slide

opgave 1c

Slide 11 - Slide

1d. In welke maanden zou het gezin financiële problemen kunnen krijgen?
A
Februari, maart, april, juni, september, oktober en november
B
Februari, maart, april, juni, juli, september, oktober en november
C
Februari, maart, april, juni, juli, september, oktober en december

Slide 12 - Quiz

vraag 2a geef van de uitgaven aan of ze bij de vaste lasten, de huishoudelijk uitgaven of de reserveringsuitgaven horen?

Slide 13 - Open question

1 e Probleem oplossen zonder lenen?

Slide 14 - Mind map

Maak in duo's opgave 2
timer
1:00

Slide 15 - Slide

opgave 2a

Slide 16 - Slide

opgave 2b

Slide 17 - Slide

3a in welke maanden hebben Andreas en Katia een begrotingsoverschot?

Slide 18 - Open question

Maak de opgave af!
Zorg dat je opgave 1 t/m 4 volledig in je schrift hebt staan.

Slide 19 - Slide