BVJ 1.4 Chromosomen

Welkom 
Denk om…
Je jas uit, pet af.
Mobiel in de telefoontas (op stil).
Boek (dicht) + schrift, pen op tafel. Tas op de grond.
Zitten op je eigen plek
Eten en drinken doe je in de kantine.
5 minuten de tijd.
timer
5:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom 
Denk om…
Je jas uit, pet af.
Mobiel in de telefoontas (op stil).
Boek (dicht) + schrift, pen op tafel. Tas op de grond.
Zitten op je eigen plek
Eten en drinken doe je in de kantine.
5 minuten de tijd.
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Welkom                                                                          
  • Herhaling 
  • Uitleg chromosomen 
  • Aan het werk
  • Check
  • Afsluiten                                                                           

Slide 2 - Slide

1.4 Chromosomen

Slide 3 - Slide

Even herhalen
quizvragen

Slide 4 - Slide

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een zelfde bouw en functie
B
.. veel verschillende cellen die samenwerken
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen in een weefsel

Slide 5 - Quiz

Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel

Slide 6 - Quiz

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 7 - Quiz

Welk orgaanstelsel wordt
hier weergegeven?
A
Beenderstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Verteringsstelsel

Slide 8 - Quiz

Welk weefsel is een zenuwweefsel?
A
B
C

Slide 9 - Quiz

In welke tekening is een weefsel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Wat is een orgaanstelsel?
A
een groepje organen
B
een groep samenwerkende cellen
C
een ander woord voor organisme
D
een groep samenwerkende organen

Slide 11 - Quiz

Wat zie je hier?
A
Een cel
B
Een weefsel
C
Een orgaan
D
Een orgaanstelsel

Slide 12 - Quiz

Je dikke darm is een.....
A
Orgaan
B
Orgaanstelsel
C
Weefsel
D
Cel

Slide 13 - Quiz


Welk orgaanstelsel wordt
hier weergegeven?
A
Beenderstelsel
B
Spierstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Bloedvatenstelsel

Slide 14 - Quiz

De organisatieniveau's van klein naar groot:
A
Cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
B
orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels

Slide 15 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Bijna alle organen zijn opgebouwd uit cellen
B
Alle cellen zien er hetzelfde uit
C
Cellen kun je met het blote oog zien
D
Het celmembraan is een vlies om de cel

Slide 16 - Quiz

Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Slide 17 - Quiz

Leerdoel
Je omschrijft de kenmerken van chromosomen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

chromosomen
In de celkern liggen chromosomen.

Chromosomen zijn opgebouwd uit  DNA en eiwit.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Elke lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 23 - Slide

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 24 - Slide

   kerndeling               celdeling                      plasmagroei         

Slide 25 - Slide

spiraliseren
kopiëren

Slide 26 - Slide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel gaat zich delen.




Slide 27 - Slide

Geslachtscel en Lichaamscel
  • Je kan het verschil noemen tussen een lichaamscel en een geslachtscel 
mitose
meiose
mitose

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen

Slide 30 - Quiz

Chromosomen komen in paren voor in de geslachtscellen
A
klopt
B
klopt niet

Slide 31 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een mens in een lichaamscel?
A
44
B
46
C
48
D
50

Slide 32 - Quiz

Katten hebben 38 chromosomen. Hoeveel chromosomenparen hebben ze dan?
A
23
B
19
C
46
D
76

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Video

Aan de slag!
Basisstof 4
- Opdrachten 1 t/m 5 maken


Strijders
Opdracht 6

Klaar?
Lezen en een begin maken aan basisstof 5


Slide 35 - Slide