What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels + werkwoorden 4e naamval
Voorzetsels & Naamvallen
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels & Naamvallen
Slide 1 - Slide
Na deze les:
Ken je de voorzetsels en werkwoorden met de 4e naamval en kun je ze toepassen.
Ken je het persoonlijk en vragend voornaamwoord en kun je ze in de 4e naamval toepassen
Slide 2 - Slide
voorzetsels
4e naamval
Slide 3 - Mind map
Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval
De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel: lijdend voorwerp/Akkusativ
d
urch
o
hne
f
ür
g
egen
u
m
b
is
ezelsbruggetje =
DOFGUB
Slide 4 - Slide
Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder
om
tot
durch
für
gegen
ohne
um
bis
Slide 5 - Drag question
Na onderstaande werkwoorden volgt een 4e naamval
De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel: lijdend voorwerp/Akkusativ
bitten (vragen/verzoeken om)
z.B. Ich bitte
Sie
(u) um Verzeihung.
fragen (vragen)
z.B. Er fragt
mich
(mij) was er anziehen soll.
Slide 6 - Slide
de 4e naamval (Akkusativ) & persoonlijk voornaamwoord
Slide 7 - Slide
welke
persoonlijk voornaamwoorden
in het Duits ken je?
Slide 8 - Mind map
Persoonlijk voornaamwoord
in de
1e
en
4e
naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich
dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Slide 9 - Slide
Persoonlijk voornaamwoorden in de 1e naamval
De 1e naamval is gelijk aan het zinsdeel: onderwerp/Subject
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
Voorbeeld:
Vraag: Wie of wat komt morgen langs?
Ik
kom morgen langs.
Ich
komme morgen vorbei.
ik/Ich
= onderwerp
= altijd het onderwerp!!
(vraag: wie + persoonsvorm)
Kan een zelfstandig naamwoord vervangen
Slide 10 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord in de
4e
naamval
De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel lijdend voorwerp/Akkusativ
4e
naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich
dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Voorbeeld:
Zij komt
zonder
hem
. Sie kommt
ohne
ihn.
Akkusativ
Slide 11 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
lijdend voorwerp/ Akkusativ
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Voorbeeld
:
Ik heb
het
gevonden! Vraag: Wie of wat heb ik gevonden?
Ich habe
es
gefunden!
Lijdend voorwerp/ Akkusativ
= altijd lijdend voorwerp!!
(vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp)
habe = persoonsvorm
habe gefunden = gezegde
ich = onderwerp
Was habe ich gefunden?
Wat heb ik gevonden?
Antwoord: es
Slide 12 - Slide
Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
wen?
mij
haar
wij
jou
hen
het
jullie
u
hem
wie?
Slide 13 - Drag question
Het vragend voornaamwoord "wie" in het Duits.
1e naamval: wie =
wer
Wie
is dat?
Wer
ist das?
4e naamval: wie =
wen
Voor
wie
is dat? Für
wen
ist das?
Slide 14 - Slide
Vragend voornaamwoord in de juiste naamval:
Für w.... hast du diese Geschenke gekauft?
A
wer
B
wen
C
wem
D
wessen
Slide 15 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn
Slide 16 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie
Slide 17 - Quiz
Schrijf de vier Duitse persoonlijke voornaamwoorden op die in de 4e naamval NIET veranderen
Slide 18 - Open question
Welk vragend voornaamwoord hoort er te staan?
....... bist du? Ich bin Natascha.
A
Wer
B
Wie
C
Was
D
Woher
Slide 19 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn
Slide 20 - Quiz
1e en 4e naamval van:
ik en mij
A
ich - mich
B
ich - mir
C
ich - dich
D
ich - dir
Slide 21 - Quiz
1e en 4e naamval van:
wij en ons
A
wir - mich
B
wir - es
C
wir - euch
D
wir - uns
Slide 22 - Quiz
Wanneer krijg je de 4e naamval in het Duits?
Er zijn twee mogelijkheden..........
Slide 23 - Open question
Samengevat: Wat moet je kennen en kunnen ?
Voorzetsels 4e naamval en hun betekenis:
durch, ohne, für, gegen, um,bis DOFGUB
Werkwoorden 4e naamval = bitten & fragen
Daarna het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval toepassen
enkelvoud: ich
für mich
meervoud: wir
für uns
du
für dich
ihr
für euch
er
für ihn
sie
für sie
sie
für sie
Sie
für Sie
es
für es
Slide 24 - Slide
Ik ken de naamvallen al goed.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 25 - Poll
More lessons like this
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
18 days ago
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
1 month ago
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
May 2022
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
January 2023
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatik - Persoonlijk en vragend voornaamwoord - 1e en 4e naamval
March 2024
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
4 days ago
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Persoonlijk voornaamwoord 3de 4de naamval
October 2024
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3