richard

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Mobiel in telefoontas, kauwgom in prullenbak
1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Mobiel in telefoontas, kauwgom in prullenbak

Slide 1 - Slide

Programma vandaag
  • voorstellen wie ben ik?
  • nakijken gemaakte werk
  •    
  •  

Slide 2 - Slide

Antwoorden 
Paragraaf 1.3
Sta je sterk als consument?

Slide 3 - Slide

29 
Waar je op let als je nieuwe sportschoenen koopt:
  • zijn ze geschikt voor waar je ze voor gebruiken wilt
  • is de maat goed
  • is de prijs oké
  • gaan ze een tijdje mee
  • staat de kleur je aan
  • is de pasvorm goed
  • is het merk in orde

Slide 4 - Slide

30
Je kunt aan de buitenkant niet zien:
  • zitten ze lekker
  • kun je er fijn op lopen
  • zijn ze geschikt voor jouw sport
  • etc

Slide 5 - Slide

31a
De consumentenbond heeft veel verschillende merken schoenen getest op verschillende onderdelen.
31b
De winkelier wil winst maken; waarschijnlijk maakt hij op deze schoenen meer winst. Of hij heeft de schoenen die als beste uit de bus komen niet zelf. Of hij heeft van andere klanten gehoord dat deze schoenen ook erg goed zijn.

Slide 6 - Slide

32a
Deze provider wil nog graag één jaar extra aan jou verdienen.
32b
De consumentenbond wil consumenten graag beschermen en voorlichten. Uitleg geven over zijn rechten.

Slide 7 - Slide

33a  Een vergelijkend warenonderzoek heet zo'n onderzoek.
33b  € 1,29 gedeeld door 6 is de prijs per ijsje.
33c
Nummer 2: € 1,39 / 8 = € 0,17
Nummer 3: € 1,39 / 8 = € 0,17
Nummer 4: € 2,99 / 8 = € 0,37
Nummer 5: € 1,39 / 8 = € 0,17
Nummer 6: € 2,85 / 8 = € 0,36
Nummer 7: € 1,49 / 4 = € 0,37
Nummer 8: € 1,39 / 8 = € 0,17

Slide 8 - Slide

34
Beste prijs- kwaliteitsverhouding: hier heb je een vrij goede kwaliteit voor een redelijke prijs.

Slide 9 - Slide

35a
1. Hoe meer naar links, hou duurder het product is.
2. Hoe hoger, hoe beter het product is.
35b
Zie afbeelding.


35c
Nummer 2 is (bijna 25%) goedkoper terwijl de kwaliteit vrij goed is.

Slide 10 - Slide

36aConsumentenbond maakt geen 
omdat ze onafhankelijk willen zijn.
36b
Je hebt meer aan de consumentenbond, die zijn onafhankelijk en zijn er om de consument te helpen. Een winkelier wil producten verkopen waaraan ze verdienen. 
Dat is niet altijd het beste product.

Slide 11 - Slide

37a
Ja hoor, bij banden is het normaal dat ze na een paar jaar versleten zijn.
37b
Waren de banden al na één maand versleten dat zou het niet gaan om een deugdelijk product. Banden moeten langer meegaan.

Slide 12 - Slide

38
De telefoon is geen deugdelijk product.
De winkelier kan eerst de telefoon repareren of omruilen.
Als dat niet mogelijk is, moet hij jou het aankoop bedrag terug betalen.

Slide 13 - Slide

39a
De boete kan ze krijgen van de NVWA 
(Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit)
39b
De wet heet de Warenwet
39c
Hopelijk heb je gekozen voor ja: je kunt van haar vlees ziek worden, ze moet zich aan de wet houden.

Slide 14 - Slide

40 
Verbruiksgoederen slijten, ze gaan een korte tijd mee, daarna zijn ze op.
Onderdelen moeten een langere tijd meegaan.

Slide 15 - Slide

41a
Voor de vervanging van de motor hoef je niet te betalen. Dit is garantie!
41b
€ 17,50 + € 36,- = € 53,50

Slide 16 - Slide

42
Bij een geschil kun je altijd hulp vragen bij de consumentenbond.

Slide 17 - Slide

Antwoorden 
Paragraaf 1.4
Kom je uit met je geld?

Slide 18 - Slide

43 
Geld uitgeven is niet zo moeilijk, ben je het eens met deze uitspraak:
JA, want dat gaat vanzelf
NEE, want je moet goed opletten, anders is het op voordat je het in de gaten hebt.
44
Van te voren weet je nooit hoeveel winst je maakt, je kunt wel niets verkopen.... 

Slide 19 - Slide

45
Overzicht van thuis ziet er bijvoorbeeld zo uit:
Wie
Soort
Waarvoor
Van wie
vader
Loon
werk
werkgever
moeder
Winst
eigen bedrijf
bedrijf
broer
Loon
bijbaan
werkgever
zus
Zakgeld
om te leren
ouders

Slide 20 - Slide

46a
Een kwartaal heeft 3 maanden (4x3=12)
46b
Kinderbijslag per kwartaal voor een kind tussen de 12- en 17 jaar is € 282,16
46c
Dit is per maand (delen door 3) € 94,05
of je doet het bedrag eerst x 4 (per jaar)
en daarna delen door 12

Slide 21 - Slide

47a
Verwachte inkomsten: 26+10 = € 36,-
Verwachte uitgaven: 10+17,50+10 = € 37,50
47b
Richard komt dus 36-37,50 = € 1,50 tekort in oktober.

48
De inkomsten blijken werkelijk hoger te zijn dan begroot is:
  • misschien zijn er meer klusjes gedaan
  • misschien heeft hij meer betaald gekregen
  • het zakgeld is verhoogd
  • hij heeft ergens anders geld voor gekregen (prijs gewonnen, jarig)

Slide 22 - Slide

49
€ 7,50 per week is hoeveel per maand?
STAP 1: per jaar is het 7,50x52 = € 390,-
STAP 2: terug per maand dus delen door 12
390/12 = € 32,50


Slide 23 - Slide

50 
€ 26,- per maand is hoeveel per week?
STAP 1:  per jaar 26x12= € 312,-
STAP 2: per week 312/52 = € 6,-

51
€ 80,- per maand is per week? 
STAP 1: per jaar 80x12= € 960,-
STAP 2: per week 960/52 = € 18,46

Slide 24 - Slide

52
€ 2,75 per week is hoeveel per maand?
STAP 1: per jaar 2,75x52= € 3143,-
STAP 2: per maand 143/12 = € 11,92

€ 11,50 per maand is hoeveel per week?
STAP 1: per jaar 11,50x12= € 138,-
STAP 2: per week 138/52 = € 2,65

VOORDELIGER is dus per maand betalen.


Slide 25 - Slide

53

                               incidentele uitgave



                               huishoudelijke (dagelijkse) uitgave




                                  vaste lasten




Slide 26 - Slide

54a  Meeste inkomsten:  juli
54b  Minste uitgaven: september
54c  Geld tekort: augustus
54d  Geen probleem: de maand ervoor heeft ze veel geld 
           overgehouden.

55a  1900-250 = € 1.650,-
55b  2,5 jaar = 30 maanden dus 1650/30 = € 55,- per maand
55c  langer sparen, goedkopere scooter kopen, geld lenen,
           bijbaantje vinden.



Slide 27 - Slide