wk 21: Verleden tijd: was & were


verleden tijd: was / were

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


verleden tijd: was / were

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je: 
- een aantal signaalwoorden voor de verleden tijd benoemen. 
- de past simple van het werkwoord 'to be' benoemen.
- een bevestigende en vraagzin maken met 'was' en 'were'.
- een ontkennende zin maken met 'was' en 'were'. 

Slide 2 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.
Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.

Het werkwoord 'to be' (zijn) kun je ook in de verleden tijd zetten: WAS & WERE.


Slide 3 - Slide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 4 - Slide

 Vraagzinnen was / were
Het lijkt op het Nederlands.
 

Ik was ziek.
Jullie waren thuis.
Zij waren op school.
Was ik ziek?
Waren jullie thuis?
Waren zij op school?
De eerste twee woorden veranderen van plaats. De rest blijft hetzelfde.

Slide 5 - Slide

 Vraagzinnen 
was / were
I
you
he, she, it

we
you
they
was
were
was

were
were
were

Slide 6 - Slide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 7 - Quiz

Zet in de past simple:

..... you happy?
A
was
B
were
C
are

Slide 8 - Quiz

Zet in de past simple:

..... they sick?
A
was
B
were
C
are
D
is

Slide 9 - Quiz

Zet in de past simple:

..... I scared last night?
A
was
B
were
C
am
D
is

Slide 10 - Quiz

Zet in de past simple:

..... she angry at you?
A
was
B
were
C
is
D
are

Slide 11 - Quiz

Zet in de past simple:

We ..... on holiday 2 years ago.
A
was
B
were
C
am
D
are

Slide 12 - Quiz

 Ontkennende zinnen 
was not / were not
Ik was ziek.
Jullie waren thuis.
Zij waren op school.
Ik was niet ziek.
Jullie waren niet thuis.
Zij waren niet op school.
In het Nederlands voeg je het woordje niet of geen toe en de zin is ontkennend.

Slide 13 - Slide

 Ontkennende zinnen was / were
I
you
he, she, it

we
you
they
was not / wasn't
were not / weren't
was not / wasn't

were not / weren't
were not / weren't
were not / weren't

Slide 14 - Slide

Zet in de past simple/ ontkennend:

We ..... at home yesterday
A
was not
B
were not
C
are not

Slide 15 - Quiz

Zet in de past simple/ ontkennend:

My friend ..... a good student.
A
wasn't
B
weren't
C
isn't

Slide 16 - Quiz

Zet in de past simple/ ontkennend:

The children ..... swimming in the pool.
A
wasn't
B
weren't
C
aren't
D
isn't

Slide 17 - Quiz

Zet in de past simple/ ontkennend:

Albert Einstein ..... musician.
A
was not
B
were not
C
is not

Slide 18 - Quiz

Zet in de past simple/ ontkennend:

Yesterday it ..... raining.
A
wasn't
B
weren't
C
isn't

Slide 19 - Quiz

Zet in de past simple:
..... this mobile a new one?

Slide 20 - Open question

Most of the time I play online with other gamers. My best friend is a gamer too, but we (1)                    into the same games. Sometimes I play a game against my sister, but she (2)                    too keen and we (3)                    at the same level. When I (4)                    at the computer gaming, I do a bit of homework. My parents think my school results are bad because of all this gaming, but they (5)                      !
Vul Toms opstel aan met de juiste vormen van de ontkenning van to be.

am not
is not
are not
am not
are not
are not

Slide 21 - Drag question

Lesdoel bereikt?
Leg uit:
- welke Engelse signaalwoorden er zijn voor de verleden tijd.
- wat de past simple van het werkwoord 'to be' is.
- hoe je een bevestigende en vraagzin kunt maken met 'was' en 'were'.
- hoe je een ontkennende zin kunt maken met 'was' en 'were'. 


Slide 22 - Slide

opdracht
Maak nu het werkblad over was/were

Slide 23 - Slide

Vooruitblik
Volgende week gaan we bezig met verleden tijd: past simple

Slide 24 - Slide

Past simple met 
was / were

Slide 25 - Slide