Hoofdstuk 4

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 4: Arm en Rijk

4.1 Rijke landen hebben vaak een grote informele sector

1. waar
2. niet waar

4.1 Wat is koopkracht?

4.2 Bij welke ontwikkelingsgraad horen MOL landen

1. Semiperiferie
2. Centrum
3. Periferie

4.2 In welke sector werken de meeste mensen in een land dat behoort tot de semi periferie

1. Primair
2. Secundair
3. Tertair

4.3 Wat is sociale ongelijkheid?

4.3 In de randstad verdienen mensen meer dan in het gebied daarbuiten, welke term hoort hierbij

1. koopkracht
2. bbp
3. welzijn
4. regionale ongelijkheid

4.4 Dit is een voorbeeld van?

1. Grondstof
2. Halffabricaat
3. Eindproduct

4.4 Wat wordt er bedoelt met ''de wereld krimpt''

1. De aarde wordt kleiner
2. De wereldbevolking wordt kleiner
3. Grenzen gingen open
4. men kon steeds meer afstand afleggen in kortere tijd

4.5 Wat is de grootste winstmaker voor NL?

1. Tulpen
2. Zuivel en vlees
3. Aardgas
4. Hightechindustrie

4.5 Waarom zijn de meeste fabrieken uit Nederland verdwenen?

4.6 Wat laat het plaatje zien?

4.6 Wat is geen vestigingsplaatsfactor voor NL

1. Voordelige belasting voor bedrijven
2. Mark Rutte is al jaren premier
3. NL is lid van de EU
4. NL heeft een hoog bbp

4.7 Juist of onjuist? Hoe hoger de Gini coëfficiënt, hoe gelijker het inkomen verdeeld is

1. juist
2. onjuist

4.7 Segreratie is:

1. Gescheiden wonen van groepen mensen
2. Regionale onegelijkheid
3. sociale ongelijkheid
4. Mengen van bevolkingsgroepen