Nieuwsbegrip AA - Graffiti op treinen

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waar denk je dat de tekst
van vandaag over gaat?

Slide 2 - Mind map

We kijken de video

Slide 3 - Slide

Hoeveel geld zijn de Nederlandse Spoorwegen jaarlijks ongeveer kwijt om ondergespoten treinen schoon te maken?
A
zo'n 100 miljoen euro
B
zo'n 10 miljoen euro
C
zo'n 10 euro
D
zo'n 10 miljard euro

Slide 4 - Quiz

Waarom hebben ook reizigers last van ondergespoten treinen?
A
De treinen zijn vies.
B
De mensen kunnen niet naar buiten kijken.
C
De treinen rijden niet.
D
Als treinen moeten worden schoongemaakt, kunnen ze niet gebruikt worden om reizigers te vervoeren.

Slide 5 - Quiz

Hoe probeert NS graffitispuiters tegen te houden?
A
met artiesten, bewakers, drones
B
met bussen of treinen, drones, artiesten
C
met hekken, beveiligers, camera's, drones of speciale matten
D
met bewakers, drones en fietsen

Slide 6 - Quiz

Hoe hoog is de boete als je verf spuit op een plek waar het verboden is?
A
De dader moet €150 betalen.
B
De dader moet €150 plus de schoonmaakkosten betalen.
C
De dader moet de schoonmaakkosten betalen.
D
De dader moet €350 plus de schoonmaakkosten betalen.

Slide 7 - Quiz

Welke kunstenaar is wereldberoemd vanwege zijn graffiti-kunst op muren en schilderijen?
A
Vincent van Gogh
B
Mondriaan
C
Banksy
D
Akwasi

Slide 8 - Quiz

Welke woorden heb
je onthouden?

Slide 9 - Mind map

Wat betekent "betrappen"?
A
ergens op staan
B
iemand iets zien doen wat je niet mag doen
C
iemand iets zien doen wat leuk is
D
boven aan de trap staan

Slide 10 - Quiz

Wat betekent "de artiest"?
A
iemand die leuke liedjes maakt
B
iemand die met de trein gaat
C
iemand die kunst maakt
D
iemand die ergens voor kiest

Slide 11 - Quiz

Wat betekent "het is verboden"?
A
iets wat je doet
B
iets met verhuizen
C
daarom
D
iets wat niet mag

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "het bedrijf "?
A
een winkel
B
een plaats waar ze iets doen of maken om geld te verdienen
C
een plaats om te drijven
D
een plaats waar ze iets doen of maken om de treinen te laten rijden

Slide 13 - Quiz

Wat betekent "vooral"?
A
voor een ander
B
omdat het zo is
C
minder
D
meer dan iets/iemand anders

Slide 14 - Quiz

Wat betekent "de bewaker"?
A
iemand die ergens op past
B
iemand die wakker is
C
een toren
D
iemand die in een trein werkt

Slide 15 - Quiz

Wat betekent "het seintje"?
A
een fluitje
B
een kleine waarschuwing
C
een geluid
D
iets van de trein

Slide 16 - Quiz

Moeilijke woorden
  • Schrijf de moeilijke woorden op in je schrift. 
  • Onderstreep ze in de tekst.
  • Bedenk wat de betekenis is van het woord.
  • Check het via translate.

Slide 17 - Slide

AA
betrappen
de artiest
het is verboden
het bedrijf
vooral
de bewaker
het seintje

 


A
verwijderen
de maatregel
de vandaal
de melding
iemand voorblijven
de toestemming
illegaal
geen boodschap aan iets hebben
de vernieling
herstellen

Slide 18 - Slide

B
bekladden
de hinder
de vandaal
uitrusten met
de sensor
de melding
de locatie
geen boodschap aan iets of iemand hebben 
herstellen
legaal

Slide 19 - Slide

AA (roze)
  • Lees samen met de juf. 
  • Onderstreep de moeilijke woorden in de tekst. 
  • Maak de vragen. 
  • Maak een Kahoot met eigen vragen over de tekst: waar/niet waar-vragen.
A en B (groen)
  • Lees samen de tekst.
  • Onderstreep de moeilijk woorden. 
  • Maak de sleutelvragen,
  • Bedenk per alinea een waar/niet waar vraag. 
  • (A: 5 alinea's, B: 6 alinea's)
  • Maak een Kahoot hiervan. 

 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide