This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoe heet het water in de zee
A
grondwater
B
oppervlakte water
C
bronwater
Slide 1 - Quiz
Bekijk de afbeelding over de verdeling van het water.
Wat wordt met de 97,5% aangegeven?
A
grondwater
B
zoet water
C
zout water
D
water in meren
Slide 2 - Quiz
De verdeling van water
- 70% van het aardoppervlak is bedekt met water;
- Oppervlaktewater: water aan het aardoppervlak, bijv. meren, zeeën.
Slide 3 - Slide
Het water komt op verschillende plekken:
- Oppervlakte water
- Grondwater
- Atmosferisch water
Slide 4 - Slide
grondwater oppervlakte water
Slide 5 - Slide
Wat is oppervlakte water?
A
Water in sloten, meren, rivieren, kanalen en plassen
B
Water uit de bodem die aan de oppervlakte komt
C
Water alleen van rivieren en de zee
D
Alleen zoet water van de oppervlakte
Slide 6 - Quiz
Wolken zijn een voorbeeld van..
A
Grondwater
B
Oppervlakte water
C
atmosferisch water
Slide 7 - Quiz
droge en natte gebieden
Slide 8 - Slide
Klimaat als oorzaak van verschillen
Temperatuur en neerslag
Warme, droge gebieden - weinig vegetatie
Koele, natte gebieden - veel vegetatie
Slide 9 - Slide
droge gebieden
er is niet altijd voldoende water beschikbaar door:
Weinig neerslag
Neerslag in de winter
Neerslag in dunbevolkte gebieden
Slide 10 - Slide
Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
Gemengde rivier
Regenrivier
Gletsjerrivier
Slide 11 - Drag question
De kleine waterkringloop
Verdamping
Neerslaan
Koken
Slide 12 - Drag question
Zet de kringloop in de juiste volgorde
De grote waterkringloop
1.
2.
3.
4.
5.
Verdamping van zeewater
Verplaatsing van wolken
Neerslaan van wolken boven land
Water stroomt via rivieren
Water komt terug in zee
Slide 13 - Drag question
Verdamping leidt tot een......................... van het oppervlaktewater.
Hierdoor is er .........................water beschikbaar als drinkwater of voor de............................ In sommige gebieden valt er..........................neerslag, waardoor het grondwater daalt.
Er is dus minder .......................van water. Daardoor wordt er al snel..................... gebruikt dan er beschikbaar is.
afname
toename
minder
meer
landbouw
waterkring
loop
meer
minder
aanvoer
afvoer
minder
meer
Slide 14 - Drag question
Wat is de korte waterkringloop?
A
De waterkringloop boven een rivier
B
De waterkringloop op een berg
C
De waterkringloop boven zee
D
Evapotranspiratie
Slide 15 - Quiz
Slootwater is ...
A
oppervlaktewater
B
grondwater
C
duinwater
Slide 16 - Quiz
Uit welke twee soorten water wordt in ons land drinkwater gemaakt?
A
rivier en
zeewater
B
grondwater en
zeewater
C
grondwater en
zout oppervlaktewater
D
grondwater en
zoet oppervlaktewater
Slide 17 - Quiz
Wat is de rol van grondwater in de watervoorziening?